Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 29-11-2021

Spanje

betekenis & definitie

een koninkrijk, dat het grootste deel van het Pyreneesche schiereiland in zich bevat, aan de noordzijde door de l’yreneên gescheiden wordt van Frankrijk, en overigens begrensd wordt door den Atlantischen Oceaan, Portugal en de Middellandsche Zee. In het geheel (met inbegrip van de Ganarische eilanden) 9196 vierk. mijlen groot en mei ruim 15 millioen zielen bevolkt, heeft S. tot hoofdslad Madrid.

Voor de vroegste geschiedenis van S., zie het art. HISPANIA. Het werd door den apostel Paulus bezocht; zie Rom. 15: 24,28. De Westgothen in de 5e eeuw meester geworden van Zuid-Gallië en van geheel S. (op het kleine rijk der Sueven na, in het noordweslgedeelle), werden in 507 overwonnen door Clovis, en behielden toen van Zuid-Gallië slechts dat gedeelte, dal naar hen Gothlandsche marke of Septimaniè genoemd is; doch in 585 veroverden zij het koninkrijk der Sueven, en in 621 werden de Grieken door hen uilgekocht, die onder de regeering van Justinianus vasten voet in S. gekregen en zich langs de zuidkusten nedergezet hadden; zoodal de Westgothen nu meester waren van het geheele schiereiland. De Arabieren kwamen op hunne beurt in 710, drongen de Gothen terug noordwaarts, en sloten hen in in de gebergten der Asluriën: in 719 bezaten de Westgothen niets anders meer dan h"t kleine koninkrijk Asluriè (tater koninkrijk Oviédo genaamd, en nog later koninkrijk Leon). Het gansche overige deel van S. was aanvankelijk eene provincie van het groote rijk der kaiifen van Damascus; doch in 756 werd het een afzonderlijk rijk onder den naam van kalifaat Cordova (naar de hoofdstad) of Ommiadisch kalifaat (naar de dynastie der Ommiaden, die, in 750 in het Oosten van den troon gestooten door de Abbassieden, de wijk hadden genomen naar S.). Het kalifaat Cordova, na 275 jaren geduurd te hebben, hield op te beslaan in 1031, en werd verbrokkeld tol een aantal onafhankelijke rijkjes; men telt er niet minder dan 19: Cordova, Sevilla, Jaen, Carmona, Nièbla, Algarve, Algesiras, Murcia, Orihuela, Valentia, Denta, Tortosa, Lerida, Saragossa, Huesca, Toledo, Badajoz, Lissabon, Majorca. Gedurende die drie eeuwen had het kleine gothische koninkrijk in het noorden van S. zich ten koste van het rijk der kaiifen meer en meer uitgebreid: in de 13e eeuw bezat het al het land dat zich uitslrekt tot aan den Duero; chrislengraven, vasallen der koningen van Leon, hadden Oud-Castiliê heroverd; andererzijds hadden Pepijn en Karel de Groote zich meester gemaakt van Septimaniê en van al het land, dat tusschen de Pyreneèn en den Ebro ligt, waarvan zij de Spaansche Marke gemaakt hadden. Een veldheer van Pepijn, den koning van Aquitaniê, namelijk Azoar, maakte zich anno 831 onafhankelijk in het westgedeelte van die Marke, en stichtte er het koninkrijk Navarra, terwijl zich in het oostgedeelte hel vermaarde graafschap Barcelona vormde, dal tot 1258 leenplichtig bleef aan Frankrijk. Van de drie christen-dynastiën, die niet aan Frankrijk onderworpen waren, was er een (namelijk de Navarreesche), waarin de twee andere eindelijk opgingen in 1037: doch die dynastie was gesplitst in drie liniën, welke elk een koninkrijk hadden, nl.: 1) Caslilië, ook genaamd Castiliê en Leon; 2) Aragonië; 3) Navarra. Deze drie liniën stierven uit in 1109, 1134, 1234; doch de drie koninkrijken bleven voortbestaan, alleenlijk met dit onderscheid, dat ze overgingen aan drie fransche dynastiên (genaamd van Burgundië, van Barcelona, van Champagne), en Aragonië bevond zich toen in dezelfde handen als het graafschap Barcelona; bovendien had zich van 1095 tot 1139 een vierde christenrijk gevormd, nl. het graafschap (later koninkrijk) Portugal, toebehoorende aan eene basterdlinie van Burgundië. Die vier christen-rijken waren aanhoudend in oorlog met de Mooren, die gevolgd waren op de mogendheid der Arabieren. Van 1086 tot 1145 werd het zuiderdeel van S. overweldigd doordeAlmoravieden; vervolgens kwamen de Almohaden (1146—1269), daarna de Merinieten (1267 —1344). Te midden van die opvolgende omwentelingen verloren de Musuimannen meeren meergrond, en indien niet de christen-vorsten onderling door twisten verdeeld waren geweest, hadden zij de Mooren reeds in de 12e eeuw uit geheel S. kunnen verdrijven. In 1236 werd het moorsche koninkrijk Granada gesticht, en in het laatst der 13e eeuw was dat het eonige musulmansche rijk, dat nog in Spanje bestond. De twee koninkrijken Castiliê en Aragoniê werden machtig, het eerste door zijne veroveringen in Spanje zelf, het tweede door de aanwinst van de Balearische eilanden en van Sardinië. En die twee koninkrijken werden in 1479 vereenigd, als een uitvloeisel van het in 1469 gesloten huwelijk tusschen Ferdinand van Aragoniê en izabella van Castiliê; weder van elkander gescheiden waren zelaterslechls een oogenblik (1504—1506), na den dood van Izabella. Hel koninkrijk Granada was in 1492 veroverd door Ferdinand; spaansch Navarra werd aanzijn grondgebied loegevoegd in 1512. Van den dood van Ferdinand (1516) dagleekeut de vereeniging van geheel S. tot één rijk: die vereeniging, het bezit van Sicilië, van Sardinië, van het koninkrijk Napels, van Franche-Contté, van de Nederlanden, en iets later van het Milaneesche; dan de ontdekking en de verovering van Mexico, van Peru en Nienw-Granada, van Chili, van Bucnos-Ayres; en eindelijk de aanwinst van Portugal (in 1580) maakten van S. de aanzienlijkste mogendheid van geheel Europa. Doch misslagen van allerlei aard in het regeeringsbeleid bleven niet in gebreke, reeds spoedig aan die groote macht knak op knak toe te brengen. Van de 18 provinciën der Nederlanden had S. er achtereenvolgend 7 verloren (1609); bet verloor Portugal in 1640, Roussilton in 1659, Franche-Cornté 1674—1679; bovendien verloor het tevens zijne bevolking, zijne nijverheid en zijne kracht. De Spaanscbe successieoorlog (1701—1714), die een kleinzoon van Lodewijk XIV op den troon bracht, ontnam aan S. al zijne europeesche bezittingen buiten het schiereiland; en in 1817 braken in Amerika de omwentelingen uit, waardoor S. ook in dat werelddeel al zijne vastelandsbezittingen verloren heeft. In 1808 gaf Napoleon den troon van S. aan zijnen broeder Jozef. Dat sleepte eenen hardnekkigen krijg na zich tegen Frankrijk (1808—1814), die een der oorzaken werd van des keizers val. Den 22 Maart 1814 keerden de Bourbons in S. terug. Eene vermaarde omwenteling, die op het eiland Leon uitbarstle, vestigde in 1820 het Gouvernement der Cortes, d. i. de constitutionele monarchie, doch eene fransche armee, onder de bevelen van den hertog van Angoulême, vernietigde die constitutie in 1823. Weder met de macht van het absolutismus bekleed, besloot Ferdinand VII in 1833 zijne regeering met de afschaffing van de Salische wet (zie dat art.), en liet de kroon van S. na aan zijne minderjarige dochter Izabella (nog een kind), onder regentschap van hare moeder Christina, die, na eenen langdurigen worstelstrijd tegen des konings broeder Don Carlos en legen de revolutionaire partij, in 1840 genoodzaakt werd afstand te doen van het regentschap, dat toen door de Cortes opgedragen werd aan generaal Esparlero. Deze verloor weldra zijne populariteit, en werd in 1843 weggejaagd. Izabella, meerderjarig verklaard, riep hare moeder terug (1844), en trad in den echt met haren neef den infant Francisco d Assisi (1846). De partijwoelingen waren daarmede echter niet uit S. verdwenen; en in Mei 1854 brak, na eene gedurige verwisseling van ministeriën, onder de leiding van O'Donnell een militaire opstand uit, waardoor de koningin-moeder andermaal genoodzaakt werd S. te verlaten, en Esparlero kwam (19 Juli) weder aan het hoofd van het bewind ; twee jaren hield deze eerlijke en bekwame staatsman zich slaande, doch moest in Juli 1856 plaats maken voor O’Donnell, die nauwlijks drie maanden het bewind in handen had, toen hij den zetel moest ruimen voor Narvaez; deze werd een jaar later (Oct. 1857) vervangen door een ministerie Armero; in Jan. 1858 kwam lsturitz aan 't bewind, 14 Mei 1858 weder O'Donnell, wien het ditmaal gelukte eenigen tijd de rust binnenslands te handhaven, en het aanzien van S. ook buitenslands eenigszins op te richten uit het diepe verval, waarin het door eene halve eeuw van inwendige beroeringen verzonken was. Een oorlog van S. tegen Marokko werd in Oct. 1859 roemrijk beëindigd en door den vrede van 26 April 1860 bekrachtigd; 18 Maart 1861 werd St.-Domingo tot spaansche kolonie verklaard, welke staatkundige misgreep echter reeds in 1863 werd ingetrokkeu. Na reeds (1858—59) te hebben deelgenomen aan eene fransche expeditie tegen AchterIndiê, sloot S. zich ook tot de rampzalige Mexicaansclie expeditie bij Frankrijk en Engeland aan, doch volgde het wijze voorbeeld van Engeland, en onttrok zich even als die mogendheid aan de Mexicaansche onderneming, dadelijk na het tractaat van Soledad (19 Febr. 1862). Middelerwijl was aan de geschillen met Rome over de kerkelijke goederen een einde gemaakt door een concordaat met den paus (25 Aug. 1859); cn van dat oogenblik af begon de macht der geestelijkheid in S. allesbeheerscbend te worden: wat Rome in Italië (zie dat art.) aan invloed verloren had, scheen het in S. te zullen herwinnen. Maar ook in S. heeft de verlichting reeds genoeg veld gewonnen, om ieder, die niet ziende-blind is, de overtuiging te verschaffen, dat ook daar de gewetensdwang heeft uitgediend. Niettemin scheen gewetensvrijheid eene vrucht der immer voortschrijdende wereldbeschaving, waaraan de Spanjaard zich nooit zou mogen vergasten; eene poging van generaal Prim, om door eenen gewapenden opstand den troon van koningin Izabella omver te werpen, mislukte (1866): en sterker dan ooit waande zich de vrome Izabella, die in 1867 door den Heiligen Vader vereerd werd met de Roos, die haar ten aanschouwe van de gehcele wereld aanwees als de deugdzaamste aller regeerende vorstinnen ; wat couranten en hekelschriften vermelden van ontuchtige betrekkingen dier vorstin behoort nog niet tot de geschiedenis, en moet hier dus onbesproken blijven. Maar zooveel is zeker, dat in Oct. 1868 als door een tooverslag eene omwenteling in S. heeft plaats gegrepen, waardoor koningin Izabella is weggejaagd; dat de mannen, die voorioopig het bewind in handen hebben genomen, eene proclamatie hebben uitgevaardigd, waarin gezegd wordt, dat de maat van bet wanbestuur en van de schandalen der verdrevene dynastie vol is: en dat reeds de meeste gouvernementen van Europa op dit oogenblik (Nov. 1868) het Voorioopig bewind van Spanje erkend, en daarmede stilzwijgend “amen” gezegd hebben op de verklaring, dat Izabella's bestuur een wanbestuur is geweest. De gewetensvrijheid is nu in S. tot wet verheven, zoodat S. op dat punt niet meer in de duisternis der middeleeuwen verkeert.Koningen van Spanje

(sedert de vereeniging van de verschillende spaanscbe rijken).

Ferdinand v. Aragoniê en Izabella v. Castiliê 1479

Karel I (keizer Karel V) 1516

Filips II 1556

Filips III 1598

Filips IV 1621

Karel II 1665

Filips V uit het Huis van Bourbon 1700

Lodewijk I 1724

Filips V opnieuw 1724

Ferdinand VI 1746

Karel 111 1759

Karel IV 1788

Jozef Napoleon 1808

Ferdinand VII 1813

Izabella II koningin 1833

van den troon vervallen verklaard 1868