aanzienlijk friesch geslacht, dat in de 16e eeuw veel bijdroeg tot de bevrijding van ons land uit de spaansche overheersching, en leverde later verscheidene staatsmannen en letterkundigen. De voornaamste leden van dit geslacht zijn:
(Adam van), mede-onderteekenaar van het verbond der edelen, in 1572 een der voornaamste bevelhebbers der Geuzen, bij de inneming van den Briel; gest. te Leeuwarden 1590.
(Onno Zwier van), geb. te Leeuwarden 2 April 1711, dichter en staatsman, bekleedde aanzienlijke ambten, had veel verdriet van zijne twee dochters en hare mannen, zag 1777 zijn huis afbranden (vermoedelijk was de brand aan boosaardigheid zijner belagers toe te schrijven), geraakte door toedoen van den hertog van Brunswijk buiten het staatsbewind, doch vereeuwigde zijnen naam door zijne gedichten (waaronder De Geusen; 5e druk, bezorgd door Bilderdij k en Feith, 2 dln. Amst. 1785 en 1826).