dood door verstikking in het water. Te water geraakt kan men zich drijvende houden door zich op den rug te keeren, het hoofd naar achteren te brengen en de handen in het water (niet er boven uit) uit te strekken, diep adem te halen en kort uit te ademen.
Bij het zwemmende redden van een drenkeling, is het 't verkieselijkst, hem bij het haar aan te grijpen, op den rug te draaien en, het hoofd van den drenkeling boven water houdende, op den rug landwaarts te zwemmen. In ieder geval zorge de redder, dat de rug van den drenkeling naar hem toe gekeerd is, daar anders gevaar bestaat dat deze den redder vastgrijpt en met zich mede trekt naar de diepte.Bij een verdrinkend mensch treedt spoedig bewusteloosheid op; het gelaat wordt bleek of blauwrood, de pols klein, nauwelijks voelbaar, daarna volgt de dood. Is de drenkeling aan land gebracht, dan moet steeds worden verondersteld dat hij nog niet dood is en dienovereenkomstig gehandeld. Dikwijls gelukt het, door uren lang volgehouden pogingen bij een oogenschijnlijk dood opgehaalde de levensgeesten weder te doen terugkeeren.
Wenken voor de behandeling van drenkelingen:
Bij het aan land brengen van een drenkeling dezen niet schudden, rollen of met het hoofd omlaag houden. Voorzichtig vervoeren (b.v. op een ladder) naar een luchtig lokaal of anders, bij niet te guur weder, in de open lucht. Terwijl zooveel mogelijk gelijktijdig geneeskundige hulp is ingeroepen, onmiddellijk het bovenlijf geheel ontblooten. Daarop den mond openen en van modder en slijm zuiveren, de tong naar voor trekken. Staat de ademhaling stil, dan stelle men dadelijk pogingen in het werk om deze weer aan den gang te krijgen en handele hierbij als volgt. De drenkeling wordt plat op den rug gelegd, op den grond of een harde matras, met een vast kussen of opgerold kleedingstuk onder de schouders.
Daarna zich achter het hoofd van den patiënt plaatsende, neemt men diens beide armen vlak boven de ellebogen en trekt ze met gelijkmatige en zachte beweging zoover mogelijk naar boven. Men houdt de armen 2 seconden in dien stand en brengt ze daarna op dezelfde wijze langs het lichaam terug, ze weder 2 seconden stevig tegen de zijden drukkende. Deze bewegingen herhale men in dezelfde volgorde en met dezelfde tusschenpoozen, totdat ademhaling uit zich zelf plaats heeft. Men houde niet op voor deze pogingen eenige uren in het werk gesteld zijn; inmiddels kan men van tijd tot tijd èn neus- èn keelholte prikkelen met een in rum of jenever gedoopte penneveer, tevens de voetzolen met een harden borstel schuieren, ammoniak laten ruiken enz.
Indien bij patiënt braakbewegingen optreden moet men hem op de zijde leggen, ten einde verwijdering van het braaksel te bevorderen en te voorkomen, dat dit in luchtwegen geraakt (gevaar voor longontsteking!). Als de ademhaling is hersteld moet men patiënt tusschen wollen dekens met een kussen onder het hoofd leggen. Daarna het geheele lichaam (voornamelijk de ledematen en hartstreek) met rum of brandewijn sterk en aanhoudend wrijven (met flanellen lappen of vlakke hand), totdat de pols duidelijk voelbaar en de huid warm is. Is het bewustzijn teruggekeerd en nog geen geneeskundige ter plaatse, dan geve men in zittende houding een flinke teug rum of brandewijn met water. Vooral mag men geen vocht in den mond gieten, terwijl de drenkeling nog bewusteloos op den rug ligt; dit is hoogst gevaarlijk. Nadat het bewustzijn voldoende is teruggekeerd, naar woning of ziekenhuis brengen. Daarna in bed warm toedekken, gelaat ongedekt en bedgordijnen open.