Ensie 1950

Redactie Gerrit Krediet, Jan Baert, Jac. Bot, Salomon Kleerekoper (1950)

Gepubliceerd op 04-07-2019

Heelkunde

betekenis & definitie

Dit overzicht beperkt zich tot de heelkunde der grote huisdieren: paarden, runderen, varkens, schapen en geiten. Bij uitzondering zijn ook wel andere dieren als kamelen, zebra’s en wilde dieren uit diergaarden en circussen in behandeling.

Het overzicht zal zich voornamelijk bepalen tot een korte bespreking van de practische beoefening der heelkunde, ten einde een indruk te geven van het terrein, waarop zich deze arbeid van de dierenarts beweegt.Vooreerst moet er op worden gewezen, dat de practische heelkunde, wat betreft de therapie van ziekelijke aandoeningen, zich in een groot deel der gevallen zal kunnen bepalen tot een niet-operatieve behandeling: rust, massage, omslagen om een of ander lichaamsdeel, stralenbehandeling enz. En in een ander deel der gevallen zal als therapeutische maatregel een meer of minder ingrijpende operatieve kunstbewerking nodig zijn, b.v. het insnijden van een absces, het verrichten van een breukoperatie e.d.

Tot een belangrijke taak van de practische heelkunde behoort de verzorging van wonden, in de eerste plaats van de z.g. accidentele verwondingen, die van allerlei gesteldheid en dikwijls van grote omvang kunnen zijn en bij de grote huisdieren, voornamelijk bij het paard, nogal voorkomen. Steeds heeft men hier rekening te houden met het feit, dat deze wonden verontreinigd, geïnfecteerd zijn en dus bijzondere zorg vereisen. Helaas is in een deel der gevallen de wond van zodanige aard en omvang en zo gecompliceerd, dat heelkundige behandeling niet kan baten en slachten van het dier moet worden aangeraden.

Ook kneuzingen en etterige ontstekingen, die op verschillende plaatsen en in holten van het lichaam kunnen voorkomen, vereisen bij herhaling een heelkundige en dikwijls een operatieve behandeling.

Beenbreuken aan de ledematen der grote huisdieren zijn niet zeldzaam. Deze fracturen bieden, voor zover zij bij het paard voorkomen, aan de veterinaire heelkunde met het oog op herstel — en hierbij dient rekening te worden gehouden met de vraag of het paard zijn gebruikswaarde zal herkrijgen — grote moeilijkheden. Bij een niet gecompliceerde fractuur is een langdurige en volkomen immobilisatie van het gebroken been, hetgeen gewoonlijk met behulp van gips geschiedt, een vereiste. En aan deze eis is in tal van gevallen niet of niet doeltreffend te voldoen.

Het moge dan niet geheel juist zijn, zoals wel wordt gezegd, dat een paard met een gebroken been verloren is, het staat wel vast, dat bij het volwassen paard vele lidmaatfracturen practisch ongeneeslijk zijn, zodat het gehavende dier vaak aan de slachtbank moet worden overgeleverd. De bijzondere behandelingsmethoden, die in de menselijke chirurgie in vele gevallen kunnen worden toegepast, komen bij de grote huisdieren niet in aanmerking.

Bij een rund met zijn meer rustige natuur zijn de vooruitzichten van een fractuurbehandeling gunstiger. En aanzienlijk veel beter zijn zij bij de kleine herkauwers. Evenals bij de hond kan bij deze dieren dikwijls een bevredigend resultaat van een heelkundige behandeling van een lidmaatfractuur worden verwacht.

De dierenarts en in het bijzonder hij die zijn praktijk uitoefent in een gebied, waar vele paarden worden gehouden, heeft veel te doen met het onderzoek en de behandeling van kreupelheden. Hij moet de plaats en de aard van het ziekelijke proces, dat de oorzaak van de kreupelheid is, opsporen en op grond van zijn bevindingen de prognose stellen en zijn therapeutische maatregelen bepalen. Wanneer men bedenkt, dat de aandoening vaak zeer verborgen is en zich niet op een of andere wijze naar buiten uit, zal het begrijpelijk zijn, dat het kreupelheidsonderzoek bij de ‘niet sprekende’ patiënten grote moeilijkheden kan bieden. Ervaring en routine zijn hier van veel belang.

In vele gevallen zetelt de pijnlijke aandoening in de hoef en moet er getracht worden deze door een systematisch onderzoek op te sporen. Hoefziekten van allerlei aard komen nl. bij paarden veelvuldig voor; het zijn verwondingen, kneuzingen en ontstekingen van de oppervlakkige of (en) diepere delen van de hoef. In dit verband moet er op worden gewezen, dat er ook een of andere afwijking in de vorm van de hoef of in de gesteldheid van het hoefhoorn kan bestaan, b.v. een te nauwe of een te volle hoef, een scheur in het hoefhoom, welke omstandigheid een kreupelheid kan doen ontstaan. Onvoldoende of onoordeelkundig verzorgd hoefbeslag kan een kreupelheid veroorzaken en derhalve heeft de dierenarts ook daaraan zijn aandacht te besteden.

Overigens is een aandoening van een gewricht of van één of meer pezen in het lidmaat dikwijls de oorzaak van kreupelheid. En dit behoeft niet te bevreemden, wanneer men rekening houdt met het feit, dat bij een paard, hetzij trek-, spring-, rij- of renpaard, aan de functie van gewrichten en pezen hoge eisen worden gesteld.

De röntgenfotografie is voor het opsporen van verscheidene aandoeningen aan de ledematen en in verband daarmede voor de prognose en de therapie van belang.

Op nog enige andere aandoeningen waarbij de practische heelkunde een taak heeft, moet de aandacht worden gevestigd. Het zijn de ziekelijke veranderingen of afwijkingen van tanden en kiezen en van datgene, wat daarmede verband houdt. En het is ook weer het paard, waarbij zij het meest worden gezien. Het kiesgebit, zowel van de bovenals onderkaak, kan veranderingen tonen, die tot moeilijkheden bij het kauwen, tot minder eten en dientengevolge tot vermagering en ongeschiktheid tot zware arbeid aanleiding geven.

Stoornissen in de wisseling der kiezen bij jonge paarden en afwijkingen in stand en vorm en afslijting van de kiezen, alsmede abnormale tussenruimten worden veelvuldig aangetroffen, evenals caries en fractuur met de vaak daaraan verbonden complicaties tengevolge van een voortgeleid proces op tandkas en naaste omgeving.

Voor het onderzoek en de behandeling van de delen, die tot de mondholte behoren — dus ook van de kiezen — is het uiteraard nodig, dat de mond gedurende enige tijd in sterk geopende toestand wordt gehouden. Daartoe dient een speciaal voor dit doel geconstrueerd instrument, de monddilatator. Wanneer dit is ingebracht, is het bij het overigens goed gefixeerde dier mogelijk de mondholte bij invallend licht te bekijken, en eveneens om de kiesrijen met de vingers nauwkeurig te betasten. Voor operatieve bewerkingen als kiesextractie of correctie e.d. wordt eenzelfde maatregel genomen.

Uit het gebied der practische heelkunde van het rund zou het eveneens mogelijk zijn een reeks van aandoeningen te noemen. Volstaan wordt echter met het wijzen op één groep van ziekelijke toestanden welke wegens de grote frequentie van belang zijn. Dit zijn de etterige ontstekingsprocessen van de weke delen van een of meer klauwen, nl. van de klauwlederhuid en het omgevende onderhuidse weefsel, alsmede van de pezen en banden en vaak ook van het klauwgewricht. Deze veelal met weefselversterf gepaard gaande etterige ontsteking, welke in de regel een chronisch en zelfs een langdurig verloop heeft, geeft tengevolge van de pijnlijkheid niet alleen aanleiding tot een ernstige kreupelheid, zij geeft tevens een sterke achteruitgang in de voedingstoestand en bij melkgevende runderen een aanzienlijke vermindering van de melkgift. De behandeling van deze klauwziekten geeft de dierenarts gewoonlijk veel moeite en zorg.

Bij het varken is het niet aanwezig zijn van de aarsopening, waarbij ook het eindgedeelte van de endeldarm kan ontbreken (atresia ani, atresia ani et recti) een veelvuldig waargenomen afwijking, die een aangeboren anomalie isen waarvan bekend is, dat er een erfelijke factor in het spel is. In vele gevallen kan door een operatie correctie worden aangebracht.

Overigens zijn het bij jonge varkens breuken — voornamelijk lies- en navelbreuken — welke van practische betekenis zijn, eensdeels omdat de frequentie ervan zo groot is, anderdeels omdat in het algemeen de dierenarts van een operatieve behandeling in de regel een gunstig resultaat mag verwachten.

Een greep uit de operatieve heelkunde heeft het doel een indruk te geven van hetgeen op dit gebied bij grote huisdieren is te bereiken. Allereerst een enkele opmerking omtrent de vraag op welke wijze een groot dier — en men stelle zich voor, dat het een volwassen paard is — die houding of ligging kan worden gegeven, welke voor de operatie gewenst is. In tal van gevallen, nl. in die, waarin een niet zo belangrijke ingreep nodig is, zal de operatie met gebruikmaking van plaatselijke verdoving bij het vrij staande dier of anders bij het in de noodstal (hoefstal) geplaatste paard kunnen worden verricht. In vele andere gevallen zal het paard in liggende houding moeten worden gebracht. Daartoe zal het dier, dat van te voren enigermate verdoofd is, met behulp van een werptuig op een dikke stromatras (in de kliniek) of op een dik strobed (in de praktijk) neergetrokken worden om het vervolgens, wanneer de narcose de vereiste diepte heeft gekregen, aan romp, hoofd of ledematen die houding te geven, welke voor de operatieve bewerking gewenst is. Voor een operatie aan een lidmaat kan in de regel met een zijligging worden volstaan, terwijl voor operaties in het gebied van de keel en ook voor operaties aan de buik (b.v. navelbreukoperatie) een rugligging nodig is.

In goed toegeruste veterinaire klinieken beschikt men over een operatietafel of operatietoestel, waarop of waarin een paard kan worden gebracht. De heelkundige kliniek voor grote huisdieren te Utrecht is in het bezit van een z.g. ‘travail bascule’, een operatietoestel voor paarden. Daarin kan het dier in staande positie worden geleid om het vervolgens aan hoofd, benen en romp zodanig te fixeren, dat het in deze gedwongen houding vrijwel onbewegelijk is. Daarna is het dan mogelijk het apparaat om een lengteas te wentelen, zodanig, dat het paard, naar gelang van de behoefte, een horizontale of bijna horizontale (zij)ligging, eventueel een rugligging heeft verkregen. De operateur kan dan rustig en zonder gevaar voor eigen veiligheid de operatie verrichten.

Bij de grote huisdieren is het toepassen van kunstmatige gevoelloosheid zeer goed mogelijk en daarvan wordt dan ook een ruim gebruik gemaakt. Voor het verrichten van tal van operaties kan met een plaatselijke gevoelloosheid worden volstaan, nl. met infiltratie- of geleidingsanaesthesie. In andere gevallen wordt epidurale anaesthesie toegepast. Toch is het dikwijls noodzakelijk het gehele dier te anaestheseren door het in narcose te brengen. Op een of andere wijze is dit bij elk dier mogelijk. In ons land wordt bij paarden en runderen en ook bij varkens veel gebruik gemaakt van een chloralhydraat-narcose.

Het chloralhydraat in oplossing wordt te dien behoeve bij een paard of rund rechtstreeks in de bloedbaan (halsader) of in sommige gevallen ook wel in de maag gebracht, terwijl het bij jonge varkens in de buikholte kan worden gespoten. Overigens wordt bij varkens ook wel van een inhalatie-narcose met chloroform, aether of chloroformaether gebruik gemaakt. Het is evenwel ook mogelijk om met verschillende andere stoffen en op andere wijze een narcose te verkrijgen.

De verschillende operaties, welke door een dierenarts worden verricht, kan men onderscheiden in typische en atypische. Tot de meest typische, waartoe de gebruiksoperaties moeten worden gerekend, die de economische exploitatie van het dier bevorderen, behoren de castraties, voornamelijk van paarden, stieren, varkens en bokken. En daarnaast moeten de hoef- en klauwoperaties genoemd worden; er werd reeds gewezen op de grote frequentie van allerlei hoefziekten bij het paard. En daarom zal het niet bevreemden, dat er dikwijls een indicatie voor enig operatief ingrijpen aan de hoef aanwezig is. En aan de klauwen bij het rund is dat eveneens het geval. Overigens heeft de chirurgie zich herhaaldelijk bezig te houden met verschillende operaties aan het hoofd, de hals, de romp en de geslachtsorganen, alsmede aan de extremiteiten bij alle grote diersoorten.

Tenslotte enkele gegevens omtrent het onderwijs in de heelkunde aan de faculteit der diergeneeskunde te Utrecht. Aan de faculteiten en hogescholen in het buitenland is het op ongeveer dezelfde wijze geregeld. De studenten ontvangen theoretisch en practisch onderwijs. Het eerste omvat de algemene en bijzondere heelkunde en de operatieleer, waarbij —juist omdat dit een zo belangrijk onderdeel vormt — afzonderlijke lessen in de hoef- en klauwziekten worden gegeven. Voor het practisch onderwijs volgen de studenten een cursus in practische heelkunde (oefeningen op het cadaver) en in de verbandleer. Veel zorg wordt besteed aan het klinisch onderwijs.

Dagelijks volgen de studenten de demonstraties, terwijl een zeker aantal van de meest gevorderden (doctorandi) groepsgewijs de gehele dag als coassistenten onder leiding met het onderzoek en de behandeling van de patiënten bezig zijn. Voor het klinisch onderwijs is steeds voldoende, soms overvloedig patiëntenmateriaal aanwezig. Iedere werkdag wordt in de voormiddag een consultatieve kliniek (polikliniek) gehouden, terwijl overigens een groot aantal paarden, runderen en varkens, dat in de ziekenstallen der kliniek wordt verpleegd (stationnaire kliniek), aan het klinisch onderwijs en aan de arbeid van de coassistenten dienstbaar wordt gemaakt.

J. H. HARTOG