Encyclopedie van Zeeland

Kon. Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (1982)

Gepubliceerd op 24-11-2020

HOOFDPLAAT

betekenis & definitie

1. (Hoogplaat), tot 1 april 1970 een zelfstandige gemeente, omvattende de polder van die naam, waarin de dorpen Hoofdplaat(2) en → Slijkplaat en de buurtschappen → Nummer Eén, → Hogeweg en → Dijkeputten; thans alles gemeente Oostburg; oppervlakte ca. 1125 ha; 1255 inwoners (1971).

Hoofdplaat was van oudsher een landbouwgemeente, maar er woonden ook veel dijkwerkers; sinds 1945 een sterke teruggang. Door de toenemende landbouwmechanisatie hebben velen een bestaan moeten zoeken in de industrie (Vlissingen en de Kanaalzone) en in de haven- en handelsbedrijvigheid te Breskens. De bevolking is overwegend rooms-katholiek.

Wapen:

Op 15 december 1819 werd aan de gemeente Hoofdplaat een wapen verleend. Het schild is doorsneden met in de bovenste helft de wapens van Zeeland en van de Generaliteit naast elkaar; daarmee zijn de beide partages van de gemeente in beeld gebracht.

De onderste helft vertoont een in een woedende zee zinkend schip.

De burgemeester gaf bij de aanvrage van deze ongebruikelijke wapenfiguur te kennen, dat dit een juiste afbeelding was van Hoofdplaats toestand: door de steeds weer optredende dijk vallen zou de gemeente spoedig ten onder gaan. De aanvraag omvatte verder nog als schildhouders Ceres, de godin van de landbouw, in vrouwengewaad en de god van de zee, Neptunus, die haar met zijn drietand bedreigt. Als wapenspreuk werd voorgesteld ‘Luctor sed submergor’ (ik worstel maar toch verdrink ik). Dit staaltje van galgenhumor is helaas niet door de Hoge Raad van Adel aanvaard, zodat alleen het zinkende schip nog getuigt van Hoofdplaats slechte tijden.

Het partage Zeeland voerde sinds 1783 een zilveren schild met het wapen van Zeeland in een vrij kwartier.

Geschiedenis:

Na een jarenlange twist over de eigendomsrechten op de schorren van de Hoofdplaat kwamen de Staten van Zeeland en de Raad van State in 1775 tot overeenstemming: Zeeland zou 60% van het gebied en de overheid zou 40% toekomen. Zeeland meende dat de schorren → opwassen waren in de Westerschelde, maar de Generaliteit zag de schorren echter als → aanwassen aan het Staatse gebied. Willem Schorer J.G.zn heeft over deze kwestie enige geschriften doen publiceren in 1771 en 1772.

De indijking van de Hoofdplaatpolder vond in 1778 plaats na een aanbesteding in tien delen in 1777 (aan het eerste deel ontleent de buurtschap Nummer Eén haar naam). Tussen het Zeeuwse en het Staatse gebied verrees een scheidingsdijk (de Scheydyck, Hoogeweg) die nooit waterkerend is geweest; aan de zuidelijke zijde vormde zich de buurtschap Hoogeweg. Bij Hoogeweg bevinden zich nog twee van de vijf limietpalen (’grenspalen) die eertijds de scheiding van de polders aangaven tussen het Zeeuwse en het Staatse deel.

Op een kruising van wegen in het Zeeuwse deel was het dorp Hoofdplaat gesitueerd, in het Staatse deel Slijkplaat. Hoewel de Raad van State in Slijkplaat huizen liet bouwen en het polderbestuur een molen, bleef de ontwikkeling toch achter bij het dorp Hoofdplaat. Vanaf de Franse tijd vormden beide delen van de Hoofdplaatpolder één burgerlijke en kerkelijke gemeente. In de periode 1790-1820 ging ongeveer een derde gedeelte van de polder verloren door ontgronding en dijkvallen (→ oeververdediging). De Hoofdplaatpolder ligt grotendeels op gronden van het oude → Gaternisse en → Hugevliet die in 1376 en 1404 verdronken zijn.

Misschien was Hoogplaat een verbastering van Hugoplaat.

Heerlijkheid:

Het aan Zeeland toebehorende deel van de Hoofdplaatpolder, waarin oostelijk van de Hoogeweg ook het dorp Hoofdplaat was gelegen, werd door de Staten van Zeeland tot heerlijkheid verheven en met allerlei voorrechten begiftigd. Tot deze aan de hoofdingelanden afgestane en opgedragen voorrechten behoorden niet alleen jacht-, visserij- en windrecht (→ regalia), maar ook de benoeming van een plaatselijk bestuur met bevoegdheid tot lagere en middelbare rechtspleging. In 1795 of 1796 zijn alle heerlijke rechten door de Franse wetgeving afgeschaft.

Het wapen van de heerlijkheid Hoofdplaat was een wit veld met het wapen van Zeeland in de rechter bovenhoek (resolutie van de Staten van Zeeland van 12 en 16 augustus 1779).

2. Dorp binnen de gemeente Oostburg, vóór 1 april 1970 behorende tot de gemeente Hoofdplaat; 875 inwoners (1980). Dit jongste dorp van Zeeuws-Vlaanderen, destijds midden in de Hoofdplaatpolder gesticht, grenst thans onmiddellijk aan zee. Het beschikte over een landbouwhaven welke in 1970 werd gedempt bij het verzwaren en op Deltahoogte brengen van de zeewering. De eerste bewoners van de nieuwe Hoofdplaatpolder en van Hoofdplaat waren boeren en arbeiders. De boeren voor het merendeel protestant, de arbeiders, voor het grootste gedeelte afkomstig uit noordelijk Vlaanderen, katholiek.

Op het einde van de vorige eeuw telde Hoofdplaat de meeste inwoners, daarna liep het aantal door structurele veranderingen in de landbouw sterk terug. Het dorp behield echter een rijk verenigingsleven.

Varia:

Kermis op de 6de vrijdag na Pinksteren tot en met maandag daarop volgend.

Monumenten:

Het Ned. Herv. kerkgebouw dat op de lijst van beschermde monumenten staat, werd gebouwd naar een ontwerp van Coenraad Kayser. Het grondplan is vierkant, het dak is piramidevormig en de toren gelijkt wat op een obelisk. De kerk biedt plaats aan ca. 250 personen. De Staten van Zeeland speelden een belangrijke rol bij de bouw van de kerk, hetgeen blijkt uit de stichtingssteen boven de brede Louis XVIingang: ‘Deze kerk is gesticht door de milddadigheid der Edele mogende Heeren Staaten van Zeeland, en den eersten steen daarvan gelegd op den 28 Mei van het jaar 1783 door de Wel Edele geboren Jonkvrouw Ma. Petra Schorer’ enz. (dochter van de grootste hoofdingeland mr. Willem Schorer).

Geheel in dezelfde Frans-classicistische bouwtrant verschenen naast de kerk de pastorie en de school. Deze laatste verdween in 1912, de pastorie in 1939.

Een monumentaal gebouw is voorts de Heilige Eligiuskerk (1795; vernieuwd in 1861; ingewijd 1862). Het bevat een fraai orgel, kleurrijke gebrandschilderde ramen en o.a. een schilderij van Dolf Jaspers.

LITERATUUR

Doeleman, Zeggenschap op de Honte. Van Dij k, Van de Spiegel. Lambert, Twee limiet-palen. Schorer, Zeedige bedenkingen. Zie voorts: Bibliografie, topografische ingang.