Encyclopedie van Noord Brabant

Anton van Oirschot (1985-1986)

Gepubliceerd op 20-10-2020

SPOORWEGEN

betekenis & definitie

de oudste spoorlijn in ons land, de lijn Amsterdam-Haarlem, is aangelegd in 1839. De exploitatie was in handen van de Hollandse Ijzeren Spoorweg Maatschappij (HIJSM), die later ook een aantal van staatswege (Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen (SS)) en lijnen van een aantal kleinere spoorwegmaatschappijen beheerde en verzorgde.

Een van die kleinere ondernemingen was de NBDS, de Noord-Brabants-Duitse SpoorwegMaatschappij (zie aldaar en: Internationale Spoorlijn).Was de NBDS de eerste echte Brabantse spoorwegmaatschappij, de eerste die in Brabant rails gelegd heeft, was zij niet. De in 1852 opgerichte Antwerpen-Rotterdamse Spoorweg Maatschappij legde een lijn Antwerpen-Moerdijk aan, welke Nederland met België moest verbinden (zie ook: Moerdijk). Voor het vervoer van Hollands Diep naar de Maasstad beschikte de maatschappij over vier stoomboten. Driemaal daags vertrokken de treinen van Breda in de richting Roosendaal-Antwerpen v.v. In het begin liep de exploitatie niet vlekkeloos. Bij de Kamer van Koophandel in Breda kwamen klachten binnen over tarieven, vrachtvervoer, berekening van de bewaarlonen en over de ongemakkelijk te bereiken plaatsen voor laden en lossen.

In 1854 kwam het deel Antwerpen-Roosendaal van de lijn gereed, vervolgens het stuk Roosendaal-Etten. Een jaar later kon over het baanvak Etten-Breda gereden worden, tot dan werden reizigers hierheen per diligence vervoerd.

Het regeringsbesluit van het ministerie Van Hall-Van Heemstra, het „Spoorwegministerie”, om van staatswege spoorlijnen aan te leggen had voor Noord-Brabant het gevolg dat er in 1863 een lijn kwam van Breda naar Tilburg, die via Boxtel, Eindhoven, Helmond, Venlo en Roermond naar Maastricht zou lopen. In het vooruitzicht lag ook een verbinding Roosendaal-Bergen op Zoom-Goes-Middelburg-Vlissingen, teneinde de industrie in Brabant een rechtstreeks contact met een zeehaven te bieden. Het waren de eerste lijnen van de SS, dienstig aan de economische ontwikkeling van Midden-Brabant en de Baronie van Breda. In 1863, toen Eindhoven nog aan zijspoor lag, kon een trein gaan rijden van Tilburg naar Breda. De plannen hiervoor waren opgenomen in een wetsontwerp, dat voorzag in spoorlijnen in het zuiden: Rotterdam-Breda-Tilburg-Boxtel-Eindhoven-Venlo-Roermond-Maastricht, Roosendaal-Goes-Vlissingen en Boxtel-Den Bosch-Utrecht. Omdat Breda al sinds 1855 via Roosendaal over een verbinding met Antwerpen beschikte, aangelegd op Belgische kosten, was het nu de beurt aan Nederland om over de brug te komen met Breda-Tilburg en Roosendaal-Bergen op Zoom.

Het grootste gedeelte van de lijn Breda-Tilburg kon kaarsrecht door de heidevelden worden aangelegd. Ook de bouw voor het Tilburgse station bood geen moeilijkheden, al in 1856 was dit in het gebied tussen de wijken Kerk en Heuvel enerzijds en tussen Veldhoven en Besterd anderzijds geprojecteerd, van Gasthuisring tot Heuvel. Dat door frequent gesloten overwegen het noordelijke en zuidelijke stadsdeel meermalen van elkaar gescheiden zouden zijn, werd niet overdacht. Ook in Eindhoven o.a. zou de gesloten overweg nog jarenlang een rol spelen. In de eerste periode van de spoorwegen kwamen in Noord-Brabant de volgende lijnen tot stand:

Staatsaanleg: Maastricht-Breda, bestaande uit: Maastricht-Venlo (1866), Venlo-Eindhoven (1866), Breda-Eindhoven (1863-66), Roosendaal-Vlissingen (1863-72), Utrecht-Boxtel (1868-70), Breda-Rotterdam, bestaande uit Bootdienst Moerdijk-Rotterdam, Moerdijk-Breda (1866), Willemsdorp-Lage Zwaluwe (1872), Willemsdorp-Dordrecht (1872), Lage Zwaluwe-Zevenbergen (1876), Lage Zwaluwe-Den Bosch (1886-90), vanwege het traject door de streek van de schoenenindustrie „halve-zolen-lijn” genoemd, Eindhoven-Weert (1913).

SS-groep: Riel-Goirle (1900).

Société Anonyme Des Chemins de Fer D’Anvers à Rotterdam: Antwerpen-Rotterdam omvattende bootdienst Rotterdam-Moerdijk, Moerdijk (Grand Central Beige GCB), Roosendaal-Antwerpen (1854-55), Zwaluwe-Zevenbergen, Roosendaal-Breda (GCB) (1855).

Société Anonyme des Chemins de Fer Du Nord de la Belgique: Turnhout-Tilburg (1876); Nerentals-Neerpelt-Budel-Vlodrop (1879).

Compagnie de Chemis de Fer Liègois Limbourgeois et des Prolongements: Hasselt-Eindhoven (1866) en Valkenswaard-Geldrop.

Noord-Brabantsch-Duitsche Spoorweg-Maatschappij: Boxtel-Wesel en bootdienst Veghel-Rotterdam. Alle in Nederland lopende lijnen zijn in de loop der jaren Nederlandse Spoorwegen geworden. Niet zelden is wat de aanleg van lijnen in Noord-Brabant betreft de lijdensweg langer geweest dan de spoorweg. Een voorbeeld daarvan is de lijn Eindhoven-Weert, die pas kort voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog tot stand kwam. Al in 1845 was men in het Oosten van de provincie doende om Eindhoven in het Nederlandse spoorwegnet op te nemen. Tot zijn leedwezen moest het Tilburg zien voorgaan, ondanks een particulier plan van de heren J.

P. Bredius uit Dordrecht en F. de Bruyne en L. Houtain & Co te Luik. Volgens hun opzet zou een lijn aangelegd moeten worden van Dordrecht over het Hollands Diep langs Breda en Tilburg naar Eindhoven, om vandaar af te buigen naar België. Onder het „Spoorweg-ministerie” Van Hall-Van Heemstra kwam in 1859 de Brediuslijn van Tilburg naar het noord-oosten, richting Den Bosch te lopen en van Den Bosch naar Venlo. Minister Thorbecke had Eindhoven wel in deze lijn willen opnemen en de Tweede Kamer ook, maar het wetsontwerp sneuvelde in de Eerste Kamer.

Nog jaren hebben de bestuurders van Eindhoven moeite moeten doen om de lijn Utrecht-Den Bosch-Helmond niet langs de Zuid-Willemsvaart gelegd te zien, maar via Eindhoven. Intussen deden Breda en Tilburg weinig op dit gebied, met de handen in de schoot wachtten deze steden op aansluiting. Ook plannen voor een traject Rotterdam-Eindhoven mislukten, evenals een opzet van de Nederlandsche Zuider-Spoorweg Maatschappij. In 1860 was er weliswaar sprake van een lijn langs Eindhoven naar Helmond, doch een oplossing voor het oosten van het gewest was dit toch niet, want Geldrop viel buiten de rails, evenals Heeze. De laatstgenoemde gemeente wilde wel grond afstaan, als er maar een spoorweg door haar kwam. In 1905 nam de SS de aanleg van de zo begeerde lijn op haar program, in 1913, op 31 oktober, reed een trein, die Eindhoven binnen de rails bracht.

Een belangrijk steunpunt van de Nederlandse Spoorwegen is Tilburg, niet zozeer wat knooppunt van lijnen betreft, als wel wat het onderhoud van locomotieven aangaat. Een moderne locomotief kan ongeveer 35 jaar mee, om de vijf jaar gaat hij in de hoofdwerkplaats NS „op de bok”. In Tilburg worden zowel de diesel-elektrische als de elektrische „Locs” onderhouden, per jaar ongeveer 300. Hier werken ongeveer 750 employées, in een bedrijf dat al vanaf de 70er jaren van de 19de eeuw bestaat en in de volksmond „d’n Atelier” genoemd wordt.

Bron: prof. dr. H. F. J. M. v. d. Eerenbeemt, Spoorwegen, Knooppunt Boxtel Sporend naar Welvaart, 1964, Peter Saai en Flip Spangenberg, Kijk op Stations, 1983; L. v.

Paddenburgh en J. G. C. v. d. Meene, Spoorwegstations in Nederland, 1980; W. S. van Dinter, Gedenkschrift Noord-Brabantsch-Duitsche Spoorwegmaatschappij, 1982; M. A. Asselbergs, Daar komt de trein, 1982.