Encyclopedie van Noord Brabant

Anton van Oirschot (1985-1986)

Gepubliceerd op 20-10-2020

HELMOND

betekenis & definitie

stad en gemeente in Oost-Brabant, ten Oosten van Eindhoven aan de Zuid-Willemsvaart en de Aa, omvattende de stad Helmond, de kerkdorpen Mierle-Hout, Stiphout en Brouwhuis en de woonkern Rijpelberg.

Helmond, centrum van het gelijknamige gewest, telt 60582 inwoners (1984) en is 4584 ha groot. Het wordt begrensd door de gemeenten Lieshout, Aarle-Rixtel, Bakel en Milheeze, Deurne, Asten, Vomeren, Mierlo en Nuenen, Gerwen en Nederwetten.

Wapen: Reeds in 1329 zegelde een stad Helmond met wapen, dat hetzelfde helmteken had, dat nu ook nog centraal staat. Het huidige wapen ziet er volgens de officiële beschrijving, zoals deze voorkomt in het Koninklijk Besluit van 12 maart 1924, aldus uit: ,,In keel een omgewende toernooihelm met als helmteeken drie eiketakjes en een vogeltje op het middelste daarvan, alles van zilver; het schild gedeelt met eene vijfbladerige kroon van goud.” Sinds 1959 heeft Helmond ook een eigen vlag: rechthoekig, bestaand uit twee gelijke verticale banen in de kleuren (gerekend van de stokzijde) wit en rood.

Geschiedenis: De naam Helmond komt voor zover bekend het eerst voor in een bul van paus Alexander III van 12 maart 1178, waarin staat bevestigd dat tot de bezittingen van de abdij van Floreffe de curtis (= hof) te Helmond behoorde. Wat de naam precies betekent, is niet met zekerheid te zeggen. Sommigen lezen erin ..versterkte, veilige plaats”, gewijd aan de Germaanse godin Hel, ook Holde of Hola geheten, wat tevens zou kunnen wijzen op een heidense begraafplaats. Anderen menen dat de naam Helmond wijst op een versterking, gelegen op een veilige, beschutte plaats.

Wel is zeker dat reeds ver voor de 12de eeuw in de streken van Oost-Brabant mensen hebben gewoond. Vondsten uit de oude steentijd wijzen op rondtrekkende jagers en uit de bronstijd (1900-700 v. Chr.) op mensen, die leefden van de landbouw en veeteelt.

Ook uit de tijd der Romeinen (50 v. Chr.-475 n. Chr.) zijn in Helmond enkele vondsten gedaan, nl. munten. In de nabijgelegen Peel is in 1910 een helm gevonden uit het jaar 320, thans bewaard in het rijksmuseum van oudheden te Leiden. Deze voor West-Europa uniek te noemen zgn. Romeinse helm is in feite een vergulde zilveren helmovertrek of helmkop.

Troffen de Romeinen bij hun komst in het Z.O. van Brabant de Menapiërs aan, in 358 kregen de Taxandriërs toestemming zich hier te vestigen. Het kan zijn dat ook reeds in deze tijd een eerste kennismaking met het christendom heeft plaatsgevonden. Later heeft de Maastrichtse bisschop Lambertus (670-705) zich op bijzondere wijze ingezet voor de kerk in Brabant. De oudste kerk in Helmond draagt dan ook zijn naam. Ook de Engelse missionaris St. Willibrord heeft deze streken bezocht.

Rond het jaar 1000 schijnt de hele streek gekerstend te zijn en ondergebracht in parochies. En honderd jaar later hadden zowel de bisschop van Utrecht als de graaf van Gelre enige rechten in deze streken.

In 1120 stichtte de H. Norbertus de orde der Norbertijnen of Premonstratensers. De eerste abdij van deze orde in de Nederlanden werd in het jaar 1122 in Floreffe (bij Namen) gesticht, al vrij spoedig gevolgd door een klooster in Postel. Vanuit Floreffe zijn de kloosterlingen ook naar Helmond gekomen, waar ze waarschijnlijk hun eerste nederzetting hadden in „De Haag”. De eerder genoemde bul bevestigt hun rechten hier.

Nog voor 1220 stonden zowel de graaf van Gelre als bisschop van Utrecht door verkoop hun rechten in de heerlijkheid Helmond af aan de hertog van Brabant, Hendrik I. Of in dat jaar Helmond, dat zijn opkomst aan de oever van de Aa had te danken aan de ligging aan de Noord-Zuid-route, die de ontoegankelijke Peel op Brabants grondgebied deed ontstaan, al stadrechten uitoefende, is niet duidelijk. Wel wordt op een zegel aan een charter, gedateerd 28 mei 1241 melding gemaakt van de stad Helmond. In elk geval hebben in de 13de eeuw de heren van Helmond zich willen beveiligen tegen de bedreiging van vreemde troepen, vooral die van Gelre. Daarom legden ze samen met de bewoners van de verspreid liggende woningen in een grote ring wallen aan, die beplant werden met houtgewas (landweer).

Begunstigd door de politiek van de hertogen van Brabant is de Helmondse gemeenschap in staat geweest zich meer dan andere nederzettingen te ontwikkelen.

De oprichting in 1186 van de Broederschap van O.L. Vrouw ofwel het kloveniersgilde en de stichting in 1231 van het klooster Binderen zijn belangrijke mijlpalen. Deze stichting geschiedde door een zuster van de toenmalige hertog van Brabant, Maria. Maria was gehuwd met Otto IV, keizer van Duitsland. Na diens dood hertrouwde zij met graaf Willem I van Holland. Het klooster is belangrijk geweest voor de ontwikkeling van Helmond, met name i.z. de ontginning der omliggende gronden en de bevordering van de landbouw.

Omstreeks 1400 werd de stad omgeven door grachten en wallen met poorten. De haardtelling van 1496 wijst uit, dat er binnen de wallen 137 woningen staan, daarbuiten 258.

In het begin van de 16de eeuw beleefde Helmond economisch een bloeiperiode. De stad met haar geprivilegieerde ambachtsgilden, haar bloeiende jaarmarkten (waar de bezoekers een vrijgeleide van 3 dagen kregen) en weekmarkt, haar vrijdom van tol, oefende een grote aantrekkingskracht uit op de dorpen en gehuchten uit haar omgeving. In 1525 was het huizenbezit vergeleken met 1496 met 40% toegenomen. Eind dertiger, begin veertiger jaren komt er een kentering. Dan brandschatten en plunderen de Geldersen onder de beruchte Maarten van Rossum ook deze streken en berokkenen handel en nijverheid ernstige schade.

Dan breekt in 1568 de 80-jarige oorlog uit. Helmond heeft veel te lijden gehad onder het oorlogsgeweld, maar ook onder de oorlogslasten, die moesten worden opgebracht. Het waren niet alleen de reguliere Spaanse of Staatse troepen die de stad bij toerbeurt innamen, maar stad en omgeving hadden ook te lijden van rondzwervende benden huursoldaten. Tijdens het twaalfjarig bestand (1609-1621) was Helmond bezet door een Spaans garnizoen; het betekende een adempauze, daarna begonnen de plunderingen opnieuw, zeker na de inname van 's-Hertogenbosch door Frederik Hendrik.

Na 1629 werden de Helmonders ook vanwege hun geloof achtergesteld. Als dan in 1636 een hevige pestepidemie de stad teistert, is het met de vroegere welvaart gedaan. Helmond is praktisch neringloos geworden, op de Markt groeit het gras en de laatste welgestelden trekken weg om zo onder de zware belastingdruk weg te komen. De Helmonder textielhandel verplaatst zich naar Haarlem.

In de periode van de volgende twee eeuwen heerst er grote armoede, het sterftecijfer is zeer hoog. Eind achttiende eeuw is bijna 50% van de Helmondse bevolking onvermogend. Dan komen in 1793 de Franse troepen en dansen op 21 febr. de Helmonders om de vrijheidsboom op de markt. De militaire overlast van dit en de volgende jaren kost de uitgemergelde gemeenschap echter wel tienduizenden guldens.

Op 16 april 1809 bezoekt koning Lodewijk Helmond; hij woont een H. mis bij en neemt in enkele bedrijven een kijkje, hem kan worden meegedeeld dat zo’n 300 arbeiders in de fabriekjes werk vinden.

Onder koning Willem 1(1813-1840) vaart er een nieuw elan door Nederland. Wegen worden aangelegd, kanalen gegraven, ook de Zuid-Willemsvaart (1826). De transportmogelijkheden verruimen en Helmond profiteert daarvan. Zijn er in 1813 14 ondernemingen, dit aantal is in 1832 al 25. De ruim 3000 inwoners in 1822 groeien tot 4587 in 1840, tot 4818 in 1845 en 5633 in 1855. Er zijn nu 7 fabrieken voor lijnwaden, 1 katoendrukkerij, 1 rood- en 2 blauwververijen.

Voor de afzet is men voor een groot deel aangewezen op export. Het grootste aantal werknemers is thuiswerker.

Tegen 1860 zijn er elf textielfabrieken en vinden in Helmond 10 a 11.000 mensen werk.

In 1856 wordt een begin gemaakt met de provinciale weg Helmond-Geldrop, in 1866 wordt de spoorlijn Helmond-Boxtel in gebruik genomen. Het Wilhelminakanaal wordt in 1923 geopend. Vestiging van nieuwe industrieën verhoogt het aanzien van en de welvaart in de stad.

Aan het begin van de 20e eeuw telt Helmond 12.124 inwoners. In 1920 biedt de industrie niet alleen aan de 19.000 inwoners van Helmond werkgelegenheid, maar ook aan een groot aantal werknemers uit de randgemeenten. De textielindustrie, die sterk is uitgebreid, levert het grootste aantal arbeidsplaatsen, gevolgd door de metaalindustrie. De overige sectoren nemen slechts een te verwaarlozen plaats in. Tot de economische teruggang in de twintiger jaren is er sprake van groei. Hierna blijkt echter de kwetsbaarheid van het industriële apparaat.

De daarop volgende werkloosheid zal jaren duren. Was er in de jaren tot de tweede wereldoorlog van enig herstel sprake, de economische moeilijkheden duurden in feite voort. Na de oorlog de schade beperkte zich voornamelijk tot de vernieling van de kanaalbruggen treedt een opleving in. In 1950 had de stad een bevolking van 36.000 inwoners en bood werkgelegenheid aan 14.000 personen. 77% van de arbeidsplaatsen werden geleverd door de gezamenlijke industrieën, waarvan de textiel- en metaalbedrijven ongeveer 65% voor hun rekening namen.

In het begin de zestiger jaren gaan enkele gemeenten samenwerken op het gebied van industrialisatie. De noodzaak mogelijkheden tot expansie te hebben bleef. In 1968 worden delen van de gemeenten Aarle-Rixtel, Bakel, Deurne, Mierlo en Someren en geheel Stiphout aan het grondgebied van Helmond toegevoegd. Na de annexatie telt de gemeente 57.443 inwoners. Reeds eerder, nl. in 1966, was het Streekorgaan Gewest Helmond ontstaan.

Helmond is door de minister van Volkshuisvesting en ruimtelijke ordening tot groeistad aangewezen. Men wil groeien naar een inwoneraantal van zo’n 85.000 in 1990. Bovendien wil men verandering aanbrengen in de eenzijdige sociaal-economische structuur van de stad. In de stuurgroep Helmond Groeistad hebben rijk, provincie en gemeente zitting.

Bevolking: Van de Helmondse bevolking was (1981) 91% RK, 6,5% prot., 2,5% geen kerk. gez. Van de beroepsbevolking was 1% werkzaam in de landbouw, 46% in de industrie, 31 % in handel en verkeer, 22% in de overige dienstverlening. Nog steeds zijn zowel de textielals de metaalindustrie belangrijk. Verder o.m. voedings- en genotmiddelen en grafische industrie. Helmond biedt werk aan ca. 21.000 personen, een 12.500 van hen wonen in de gemeente. Overheidsinstellingen e.d.: stadhuis, Kasteelplein 1; stadskantoor, Weg op den Heuvel 35; gemeentepolitie, Kasteel Traverse 101; hoofdpostkantoor: Watermolenwal 16.

Onderwijs: Helmond heeft 34 scholen voor basisonderwijs, 4 scholen voor buitengewoon lager onderwijs, 6 MAVO’s en 3 scholen voor VWO/HAVO. Verder 2 scholen voor lager en 1 voor middelbaar technisch onderwijs, verder 3 huishoudscholen. Voorts een middelbare landbouwschool, scholen voor LEAO en MEAO en een school voor Middelbaar Sociaal-Pedagogisch onderwijs. De enige vorm van hoger beroepsonderwijs in Helmond is de Pedagogische Academie.

Sportaccommodaties: Er is een zwembad (met binnen- en buitenbad), 47 zalen en hallen, 40 voetbalvelden, 30 tennisbanen en nog 30 sportvelden voor andere takken van sport. Verder nog 2 bowlingcentra, 2 kegelcentra, 1 midgetgolf, 2 maneges, 2 trimbanen, 1 squashcentrum.

Monumenten: Het kasteel-raadhuis, een omgracht kasteel uit omstreeks 1400.

Toren van de r.k. St.-Lambertuskerk, 15de eeuwse gotische toren in 1856-1861 ommanteld. In de kerk een 18de-eeuwse preekstoel, orgel uit 1773 van Guillaume Robustelly en carillon gegoten in 1724.

Verder nog een aantal huizen en gebouwen, w.o. een drietal neogotische kerken.

Musea e.d.: Gemeentelijk museum in het kasteel, waar wisselende tentoonstellingen worden gehouden.

Draaiorgelmuseum, met een permanente expositie van draaiorgels.

’t Meyhuis, wisselende exposities van hedendaagse kunstenaars.

!t Speelhuis, cultureel en ontmoetingscentrum, gebouwd door Piet Blom, wiens paalwoningen ook in Helmond staan.

Er staan diverse standbeelden in de stad o.a. „Aglaia” van Maillol en ,,Icarn” in de kasteeltuin, een sculptuur van Dodeigne op het voorplein van het stadskantoor, „twee in de badstoel” in het Warandepark, ,,de speelman” voorzijde ’t Speelhuis, „schietspoel”, kanaalzijde Zuid-Willemsvaart.

Bronnen: Lize Stilma, Helmond in zakformaat (1964); S. en P. van Alphen, Helmond van plaggenhut tot paalwoning (2de druk 1978); Statistiek van de gemeente Helmond (1982); Piet Blom e.a., 't Speelhuis Helmond. Legenden rond Binderen. Maria van Brabant dochter van hertog Hendrik I van Brabant en gravin Mechteld van Boulogne -, eerst echtgenote van keizer Otto IV van Duitsland, na diens dood gehuwd met graaf Willem I van Holland, is de stichtster van het klooster van Binderen (zie ook Binderen, abdij van). Een legende verhaalt van de beweegredenen die zij daartoe had.

De najaarsmorgen dreef er, De neev’len voor zich uit, De dauwdrop hing te glanzen.

Als diamant op 't kruid.

Des waldhoorns tonen schalden.

Doorklonken veld en hosch, Een stoet van eedle ridders, Trok op het hoschwild los.

En tusschen al die ridders, Reed Duitschlands keizerin, Maria, Brabants spruite, De dappere vorstin.

Een Moor geleidde 't muildier, Van Helmonds hooge Vrouwe, Die zestien lange jaren, Reeds droeg den weduwrouw.

Sinds dien tijd was de jachte, Den ridderlijken geest, Der fiere hertogsdochter, De grootste lust geweest.

De keizerinne dwaalde, Ver van den riddrenstoet;

Maar, eensklaps schijnt de moergrond, Te ontzinken aan haar voet.

,,0, God, wees mij genadig!”,

7.00 kreet de keizerin

,, Verlos mij uit dees nooden O God ik bin der in!” Haar dienaar schoot ter hulpe Op 't angstig noodgerucht;

’t Geroep van: ,,Help, o, help!” Weerklonk er door de lucht.

Maar de echo slechts gaf antwoord Op 's dienaars luide klacht, Geen kreet drong tot de ridders.

Die togen meê ter jacht.

,,Mijn heilige patronesse”, Kreet weer de keizerin, ,.Nooit riep uw hulp op aarde Een mensch ooit vruchteloos in:

Red mij uit dees gevaren, Die dreigen telkens meer, 'k Bouw hier een aadlijk klooster Uw Zoon en U ter eer;

Een stift, waar reine maagden Uit adellijk geslacht Met lofzang en gebeden U dienen dag en nacht!” En de aarde, week en drassig, Werd plotsling vast en hard, En noch door sloot of greppel Werd de uittocht meer verspard.

En toen natuur verrezen Was uit haar winterrouw;

Verhief zich op die plaatse Een trotsche kloosterbouw.

En adellijke maagden Bezongen er den lof Van Hem, voor wien de wereld Zich neerbuigt in het stof En Bindren heette ’t klooster Naar d’uitroep: ’k Bin der in, ln doodsgevaar ontvallen Germanja’s keizerin.

Er zijn echter meer wonderverhalen over het klooster der Cisterciënserinnen bij Helmond. Zo wordt er verhaald dat er zich bij het kiezen van de plek allerlei moeilijkheden voordeden: de grond was moerassig en bepaaldelijk ongeschikt voor de bouw van een abdij. De vrome keizerin besloot dan ook de H. Maria, die zij haar gelofte had gedaan, te vragen zelf de plek aan te wijzen waar het klooster moest worden gebouwd. Tijdens haar gebed keek zij uit het raam en zag vandaar een dal, een hoogte nabij het moeras, waar de zandlaag dicht onder of boven de oppervlakte komt. Op die hoogte bij het riviertje de Aa schreden vier en twintig nonnen in het wit, gevolgd door zes jonkvrouwen statig in het rond.

Duidelijk was dat de Heilige Maagd hiermee zelf de plaats had aangewezen waar het klooster moest komen. De keizerin noemde het klooster ,,Bin-d’r-in” = Binderen.

Toen op een morgen de priester in de kloosterkapel de mis celebreerde stootte hij per ongeluk de miskelk om. Het koorkleed was ogenblikkelijk rood van het bloed, dat er ook na zes weken wassen nog niet uit verwijderd was. In 1571 zijn koorkleed en het perkament met de beschrijving van het wonder door rondzwervende huursoldaten vernield.

Al eerder, toen in 1566, bij de Beeldenstorm die vooral in Vlaanderen en Brabant heeft gewoed een handjevol Helmondse plunderaars het klooster waren binnengedrongen, namen ze ook de geconsacreerde hostie mee die zij, in de herberg gekomen, in een gloeiende beddepan wierpen. Onmiddellijk werd deze rood van het heilig bloed.

N.B. Voor de naam Binderen is ook nog een geheel andere verklaring: Binnen der Aa (gelegen).