In Tunesië was voor de Punische oorlog al wijnbouw rondom Carthago. Eeuwen later verbood de islam het gebruik van wijn, een verbod dat meer dan 1000 jaar van kracht bleef.
Onder het Franse koloniale bewind werden wijnbouw en wijnindustrie hervat en nadat Tunesië onafhankelijk is geworden, is dit voortgezet. De Fransen brachten de wijnbouw tot ontwikkeling in het gebied van Cap Bon, de oostpunt van de Golf van Tunis en rondom de stad Tunis, in de dalen van de Medjerda en de Oued Miliane, waar grote hoeveelheden wijn werden geproduceerd. Tussen 1930 en 1936 liep de produktie op tot 1,2 miljoen hl. De phylloxera, die dè Europese wijngaarden al een nagenoeg dodelijke klap had toegebracht, bereikte in 1936 Tunesië. In 10 jaar tijd werd het aantal wijngaarden tot bijna de helft teruggebracht en de produktie gereduceerd tot een derde. De wijnstokken in Tunesië, die net als in Europa na de phylloxera-epidemie werden geënt op Amerikaanse wortelstokken, die immers immuun zijn voor deze luis, bedekken momenteel een oppervlakte van ongeveer 31 800 ha die nog niet helemaal volledig in produktie is.
De opbrengst bedraagt gemiddeld 950 000 hl. De pieken in de produktie die in het verleden werden bereikt zijn tegenwoordig heel gewoon, hoewel men aan het begin van het herstel van de wijngaarden heeft getracht vooral het kwaliteitscriterium hoog te houden. Tunesië produceert rode, witte en roséwijnen, versterkte wijnen en eaux-devie. Het wijnbouwgebied is niet meer dan een smalle, sikkelvormige zone rondom Tunis, maar wel op een behoorlijke afstand van de stad. De belangrijkste districten zijn Grombalia en de driehoek Tunis-Mateur-Bordj Toum, die samen meer dan 90% van de Tunesische wijn produceren. In de huidige Tunesische wijnindustrie worden specifieke gewassen niet van bijzonder belang geacht, maar een paar welbekende namen zijn Carthage, Tébourba, Coteaux du Khanguet, Saint-Cyprien, Cap-Bon en Sidi-Tabet en voor versterkte wijnen Byrsa en Rancio.De rassen die in Tunesië voor rode wijnen worden geplant zijn voornamelijk de Carignan, Alicante-Bouschet en Cinsault, voor witte wijn de Clairette de Provence, Beldi en Ugni en voor rosé de Alicante-Grenache. De wijnen vertonen een duidelijke neiging tot maderiseren, vooral de van de Alicante-Bouschet gemaakte rode wijnen; deze druiven rijpen in het Tunesische klimaat te snel en produceren wijnen met een zwakke kleur die al snel de tint van een uieschil en een bittere smaak krijgen. Om dit verschijnsel tegen te gaan heeft men uit Spanje een aantal Pedro Ximénez-wijnstokken geïmponeerd. Bovendien heeft men voor de witte wijnen uit Frankrijk de Sauvignon en de Sémillon geïmporteerd en uit Italië de Merseguera; voor de rode wijnen de Nocera, Pinot noir, Cabernet en Mourvèdre. De van de Alicante-Grenache gemaakte roséwijnen blijken het meest geslaagd en behoren tot de beste van Noord-Afrika, mits ze direct na klaring worden gebotteld. Ook deze wijn moet jong worden gedronken anders oxydeert hij.
In 1957 werd een systeem van herkomstbenaming ingesteld dat de verschillende wijndistricten nauwkeurig begrenst. Dit heeft geleid tot een soort rangorde in de wijnen: Vins de Consommation Courante (vcc), Vins Supérieurs (vs), VDQS en Appellation d’Origine Contrôlée (AOC). De wijnen die door de wijnboeren worden voorgedragen ondergaan eerst een chemische analyse om hun zuiverheid aan te tonen en worden vervolgens tijdens een blinde proeverij door experts van de Commission de Classification geproefd. De betere wijnen van Tunesië worden op fles verkocht. Verschillende stempels op het etiket maken duidelijk dat de wijn tot deze categorie behoort. Ook het oogstjaar hoort erop te staan. De wijnen moeten op z’n minst één jaar oud zijn (dit systeem vertoont een opmerkelijke gelijkenis met dat wat in 1955 in Bordeaux werd ingesteld voor wijnen die waren bestemd voor export naar de Verenigde Staten).
De Appellation Contrôlée ‘Vin Muscat de Tunisie’ dateert uit 1945. Deze kent geen restricties ten aanzien van de herkomst, behalve dan dat de wijn uit Tunesië moet komen en moet zijn gemaakt van de volgende druiverassen: Muscat d’Alexandrie, Muscat de Frontignan en Muscat de Terracina. Vervolgens worden de wijnen op 2 manieren met alcohol versterkt: ôf men voegt er voordat de gisting begint zuivere wijnalcohol aan toe opdat de gisting wordt voorkomen en alle in de most aanwezige suiker behouden blijft, ofwel men stopt het gisten van de most door toevoeging van zuivere wijnalcohol of gerectificeerde spiritus met de bedoeling een wijn te verkrijgen met een alcoholgehalte van minstens 17° en een suikergehalte van ongeveer 70 gr/l. De wijn die op de eerste manier wordt gemaakt zou eigenlijk ‘mistella’ moeten worden genoemd omdat het in wezen niets anders is dan vruchtesap dat door het toevoegen van alcohol nooit heeft gegist. Het vermengen van deze 2 typen wijn is bij de wet verboden.