Lexicon van het bijgeloof

Walter Gerlach (2000)

Gepubliceerd op 11-11-2022

Heksen

betekenis & definitie

De Macbeth-heksen van Shakespeare (‘Mooi is lelijk, droeve ramp: zweef door de nevelige damp!’), de Faust-heksen van Goethe (‘De heksen die naar de Bloksberg trekken...’), het heksen-thema in literatuur en muziek, vooral in de Duitse romantiek, en natuurlijk de sprookjesheks (‘...wie knabbelt aan mijn huisje?’) hebben de voorstelling die wij van de heks hebben op nadrukkelijke wijze gevormd en dit beeld is respectievelijk door illustraties in allerhande sprookjesboeken nog eens versterkt: een akelige oude vrouw met een zwarte kat of een uil op haar bochel, en een pukkel op haar hoekige neus, of een verleidelijke, naakte jonge vrouw op een bezemsteel die naar de gunst van de duivel dingt en in de gedaante van een schildpad, slang of kat allerhande onheil sticht.

Het begrip heks duikt in ons taalgebied voor het eerst op in de dertiende en veertiende eeuw. De oudste betekenis volgens documenten uit de negende en tiende eeuw is hagazussa, dat door de een geïnterpreteerd wordt als ‘een demonisch wezen dat wil doordringen tot de mensenwereld en dat over de omheining probeert te klimmen die opgericht is om huis en erf tegen boze geesten te beschermen’ (Hildegard Gerlach, nawoord gericht aan: Colette Piat, Frauen, die Hexeri), en door de ander gezien wordt als ‘het wezen dat op de afscheiding van twee werelden zit, op de grens van wildernis en beschaving, van natuur en “natuurbeheersing”, van emotioneel-intuïtief en rationeel-redelijk, op de grenslijn tussen gevoel en verstand’ (Graichen, Die neuen Hexen).

Lang voor het ontstaan van de begrippen hagazussa en heks waren er twee soorten vrouwspersonen op het gebied van toverij bekend. De ene soort als volgelingen van Hekate, de oermoeder van alle heksen, gevreesde heerseressen over weer en wind, die de macht hadden om gehele oogsten te vernietigen. En dan waren er de heksen volgens de traditie van de heidense priesteressen, wijze vrouwen, genezeressen en vroedvrouwen.

De kerk, die oorspronkelijk het gebruik van geweld tegen heksen verboden had, kwam hierop terug, nadat er in de twaalfde en dertiende eeuw steeds meer problemen met ketters (katharen, albigenzen)

ontstonden. De ketterprocessen van de inquisitie kwamen vooral tot ontwikkeling onder invloed van de pauselijke bul Summis desiderantes affectibus van Innocentius VIII en de beruchte heksenhamer (maleus maleficarum), opgesteld door de dominicanen Jacob Sprenger en Heinrich Institortis, die steeds meer gebruikt werd tegen ‘afwijkende’ vrouwen (maar ook tegen mannen en kinderen), die men onder de meest afschrikwekkende folteringen betichtte van een pact en geslachtsverkeer met de duivel, ketterij, blasfemie, vervloeking en nog veel meer. Dit leidde uiteindelijk tot een om zich heen grijpende heksengekte en tot systematische heksenvervolgingen die in Europa ontelbare mensen, voor het merendeel vrouwen (onder wie Jeanne d’Arc en Agnes Bernauer), op de brandstapel brachten. De schattingen lopen uiteen van honderdduizend tot ettelijke miljoenen slachtoffers.

De laatste heksenterechtstellingen vonden in Nederland in 1610, in Engeland in 1684, in Frankrijk in 1745, in Duitsland in 1775, in Zwitserland in 1782 en in Polen in 1792 plaats.

Tweehonderd jaar later heeft het geloof aan boze toverheksen - vrouwen die zwarte magie bedrijven, die mensen, dieren en dingen beheksen, en die een verbond hebben gesloten met de duivel - op schrikbarende wijze standgehouden. Zowel in andere culturen (Der Spiegel van 29 juli 1996: ‘Honderden vrouwen vallen ten prooi aan heksengekte in Zuid-Afrika’) als ook in Duitsland: representatieve steekproeven ten aanzien van het geloof in heksen in de jaren 1956 en 1973 toonden aan dat meer dan een derde van de Duitse bevolking, toen zo’n

twintig miljoen mensen, de mogelijkheid van hekserij niet uitsloot.

De meeste bewijzen voor de huidige heksenhersenspinsels heeft de in 1983 overleden Hamburgse leraar Johann Kruse verzameld.

In 1950 riep Kruse zijn archief ter bestudering van de moderne heksengekte in leven, te bezichtigen in het Hamburgse Museum voor Volkenkunde. Toen hij met name in de jaren zestig door buitenlandse journalisten bezocht werd, snapten deze niet ‘hoe krachtig het geloof in heksen gebleven is’.

De andere heksentraditie, het beeld van de sterke, wijze, alwetende vrouwen, werd in de jaren zeventig in geheel Europa en de Verenigde Staten weer door de vrouwenbeweging in de armen gesloten. ‘De heksen zijn terug!’ was in 1977 de strijdkreet van Italiaanse en Duitse feministen, en ondertussen bestaat er een aanzienlijk circuit van zelfbewuste ‘nieuwe heksen’, niet zozeer politiek dan wel esoterisch gericht, die hun diensten als specialistes op het gebied van witte magie, kruiden, seks, reïncarnatie en levensvragen aanbieden. Duitslands eerste heksenwinkel werd in januari 1995 in München geopend. De Süddeutsche Zeitung had het over een ‘moderne heksenrenaissance’, Die Zeit sprak van een ‘heksencultus-hoogconjunctuur’. In Amerika zijn de heksen intussen ‘een geïntegreerd deel van de maatschappij en worden zelfs op de werkvloer geaccepteerd’ (Kurschbuch 86), en in Engeland komen er steeds meer wiccacult-aanhangsters; wicca is het Oudengelse woord voor witch.

Ook in Engeland waren de ‘nieuwe heksen’ zeer succesvol, zoals de kranten in 1995 berichtten: ‘In de strijd om maatschappelijke erkenning van de magische toverkunst heeft de bekendste vertegenwoordigster van de Britse heksen, Susan Leybourne, een tot nu toe unieke zege behaald: ze is de eerste afgestudeerde geestelijke in heidense religies. In het Noord-Engelse Leeds werkt Leybourne als beroepsheks met dezelfde status als de overige elf aan een erkende kerk verbonden geestelijken.’

Afweertoverij, → Bergen, Bilzekruid, → Doornappel, → Duivel, → Hondsdraf, → Kat, zwarte, → Monnikskap, →Varken, → Vliegenzwam, → Wolfskers .

< >