Lexicon van het bijgeloof

Walter Gerlach (2000)

Gepubliceerd op 11-11-2022

Geesten

betekenis & definitie

Volgens een onderzoek van het tijdschrift Brigitte uit 1987 gelooft 22 procent van de Duitsers in contacten met gestorvenen. Meer dan de helft van alle Britten houdt rekening met de mogelijkheid van bovenzintuiglijke fenomenen.

In de Verenigde Staten toont een soortgelijke representatieve steekproef aan dat meer dan 57 procent van de volwassen bevolking van de aanwezigheid van geesten overtuigd is.Geesten zijn aldus Peter Haining (Das große Gespensterlexikon) in het Witte Huis een vertrouwd verschijnsel. Abraham Lincoln maakt er regelmatig een wandelingetje door de vertrekken, volgens de getuigenis van Theodore Roosevelt: ‘... met onzekere pas, bescheiden, met zijn droevige, altijd diep gegroefde gezicht. Ik zie hem in diverse kamers en zalen.’ Hij schijnt ook door Wilhelmina, koningin der Nederlanden, en door presidentsvrouw Grace Coolidge, voor wie Lincoln ‘geheel in het zwart gekleed’ verscheen, te zijn gezien, ‘met een sjaal om zich tegen tocht en koude te beschermen’. De geest van John Wilkes Booth, de man die Lincoln op 14 april 1865 heeft neergeschoten, schijnt zich overigens daar in de buurt op te houden, in het Ford’s Theatre in Washington, de plaats van de misdaad.

Ook in Downingstreet 10, de residentie van de Britse premier, is het onrustig: er spookt een gestalte die gekleed gaat in de mode van omstreeks 1720, en ‘de indruk bestaat dat het een man van hoge positie moest zijn geweest, misschien was hij wel minister-president’. (Haining)

Sedert mensenheugenis vergezellen geesten aardbewoners; in alle streken, onder alle volken en in diverse verschijningsvormen: goedwillend of kwaadwillend.

De Chinezen noemen hun vriendelijke geesten Shin en de boosaardige Kuei, en voor allebei hebben ze, volgens G.W. Mead in Chinese Ghouls and Goblins (1928), geen angst. De goede geesten zijn welkom en de kwade schijnen tamelijk onnozel en laten zich gemakkelijk verschalken. Bij de Babyloniërs was men zeer bevreesd voor boze geesten en bestreed ze met magische bezweringsteksten. Ook het Oude Testament kent mensvriendelijke geesten (boodschappers van God) en kwade, zoals Asasel, de dentoon van de woestijn. In het islamitisch cultuurgebied oefenen jinnees hun praktijken uit, bij de Grieken staan vooral natuurgeesten hoog aangeschreven (dryaden, najaden, nereiden, nimfen e.a.), en bij de Romeinen had ieder mens zijn speciale beschermgeest. De Germanen waren vooral gesteld op de elfen (voor zover het lichte en niet donkere elfen betrof)

vanwege hun zachtaardige aanpak. Japanse geesten moeten afschuwelijk zijn om naar te kijken, vermoedelijk omdat het hier gaat om voormalige samoerais met diverse in gevechten opgelopen verwondingen.

In de rondedans van zalige en onzalige geesten bewegen zich onder andere ook parfumgeesten, die in de vorm van een fantoomgeur verschijnen, en wildwestgeesten - voormalige indianen die voor eeuwig over hun oude jachtvelden moeten draven als boetedoening voor hun collaboratie met de blanke indringers, maar ook de geesten van vooraanstaande outlaws als Jesse James en Billy the Kid.

In vroegere tijden - bijvoorbeeld bij de vikingen en Saksen - hoorde er absoluut een geest in huis te zijn. Een die vooral bescherming bood tegen andere geesten. Beschikte men niet over een geest, dan maakte men er een: er werd gewoon iemand levend ingemetseld. De uitdrukking ‘een lijk in de kelder hebben’ schijnt zo ontstaan te zijn.

De uitmonstering van een geest varieert van skelet, astraal lichaam, hoofdloos design tot geheimzinnig licht uitstralend en als dier of plant verkleed. Sommige geesten, bijvoorbeeld de klopgeesten, zijn volkomen onzichtbaar.

De grootste kans om geesten en spoken te ontmoeten, heeft men in de buurt van graven, op plaatsen waar vroeger veroordeelden terecht werden gesteld, in ruïnen, op kruispunten of op plaatsen waar verraderlijke moorden hebben plaatsgevonden, bij voorkeur op het spookuur (24.00 uur tot 01.00 uur), maar in geen geval na het eerste hanengekraai.

Is er eigenlijk een verschil tussen geesten en spoken? De vakman bevestigt dit: ‘Echte geesten’ - de ‘zielen van gestorvenen’ en ‘andere goede en boze geesten’ - zijn volgens Bohnke (Esoterik) wezens die geen lichaam hebben, ‘meer een geesteslichaam van een speciale fijnstoffelijkheid’, slechts te zien door mediamiek zeer begaafden. Spoken (‘niet-bevrijde geesten’) daarentegen ‘beschikken over een eigen aards lichaam, waarvan men de precieze hoedanigheid nog niet heeft kunnen achterhalen’ (zichtbaar, maar ongrijpbaar). Te herkennen aan: plagen, lawaai maken, spoken en op de zenuwen werken.

De natuuronderzoeker en theosoof Emanuel von Swedenborg (16881772), van wiens geschriften Goethe, Schiller, Schelling, Strindberg, Balzac en Baudelaire onder de indruk waren, was van het bestaan van een geestenwereld overtuigd: ‘Er bestaat een geestenwereld, die een overgangstoestand voorstelt, waarin na de dood de ziel voor de hemel of voor de hel wordt voorbereid. De verblijfsduur in dit overgangsoord en de duur van deze overgangstoestand verschilt per ziel. Sommigen worden meteen naar de hemel of de hel afgevoerd, anderen moeten verscheidene weken op hun vertrek wachten, soms jarenlang. Maar er geldt een bovengrens van dertig jaar. Het gaat hier niet om oorspronkelijke engelen en duivels, veeleer zijn het voorheen mensen geweest.’ (De Coelo eteius mirabilibus et de lnfernis, exauditis et visis, 1758.)

De mening van de schrijver, lexicograaf en criticus Samuel Johnson (1709-1784) klinkt een stuk nuchterder: ‘Het is wonderbaarlijk dat sinds de schepping van de wereld het nog steeds onopgelost is of er ooit een voorbeeld is geweest dat een geest van een of ander persoon na de dood verschenen is. Het verstand gelooft er niet in, het geloof wel.’

Wijze mannen als Goethe, Shakespeare, Kant en Yeats hebben zich met het thema beziggehouden, en steeds kwam het tot een diepgaand gepieker: kunnen geesten gefotografeerd worden? Zijn geesten seksueel actief? Hebben ze gevoel voor humor? De laatste vraag wordt bevestigd door Marcus Gossler (Lexikon Grenzwissenschaften): ‘Humor is ook aanwezig bij onstoffelijke persoonlijkheden.’

Deze stelling schijnt een spook in Heinrich Heines Harzreise te bekrachtigen - in een van de mooiste literaire passages over spoken, waarin een spook Heine ervan wil overtuigen dat er geen spoken bestaan:

‘Toen het in het hele huis doodstil was, kwam het mij plotseling voor alsof ik iets op de gang hoorde, voor mijn kamer, een sloffend geluid, zoals de onzekere pas van een oude man. Uiteindelijk opende ik de deur, en langzaam stapte de overleden dr. Saul Ascher naar binnen. Ik werd even door koude koortsrillingen bevangen, ik beefde als een rietje, maar spoedig durfde ik het spook aan te kijken (...) Wankelend, net als vroeger steunend op zijn Spaanse wandelstok, naderde hij mij, en met zijn gebruikelijke, laconieke stemgeluid sprak hij vriendelijk: “U hoeft niet bang te zijn, geloof maar niet dat ik een spook ben. Uw fantasie speelt u parten als u in mij een spook meent te zien. Wat is een spook eigenlijk? Geef mij daar eens een definitie van? Wat zijn de voorwaarden die een spook mogelijk moeten maken? In welke intellectuele verhouding staat een dergelijke verschijning ten opzichte van het verstand? Het verstand, ik zeg: het verstand En nu ging het spook over tot een analyse van het verstand, hij citeerde Kants Kritik der reinen Vernunft tweede deel, eerste paragraaf van het tweede boek, derde hoofdstuk, het onderscheid tussen fenomeen en noumenon, wijdde daarna zijn gedachten aan het problematische geloof in spoken, stapelde het ene syllogisme op het andere, en besloot met het logische bewijs: dat er absoluut geen spoken bestaan.

Ondertussen liep mij het koude zweet tappelings over de rug, mijn tanden klapperden als castagnetten, uit diepe angst knikte ik bij iedere zin waarmee de spokende dokter de absurditeit van de angst voor spoken bewees. Hij ging zo in zijn betoog op, dat hij in zijn verstrooidheid in plaats van zijn gouden horloge, een hand vol wurmen uit zijn horlogezakje haalde. Toen hij zijn vergissing bemerkte, stopte hij ze met potsierlijke, angstige haast weer terug...’

Moderne geesten worden in treinen, pastorieën, kledingkasten en in de metro gezien. En in vliegtuigen: schoonmakers op de Londense luchthaven Heathrow vertelden dat ze door iets onzichtbaars omgeven waren en dat ze daarna vastgehouden werden, niet in staat zich te bewegen. De onderzoeker en auteur John G. Fuller nam aan, vermoedelijk in tegenstelling tot de luchthavenleiding, dat het hier niet om een geraffineerd lolletje onder de werknemers ging: ‘Als men erin gelooft dat geesten in oude huizen rondspoken, waarom dan ook niet op luchthavens en in jumbojets?’

Het schoonmaakpersoneel kon echter snel geholpen worden, want zoals deskundigen eenstemmig verzekeren, bestaat er tegen kwade geesten een absoluut probaat middel: de kleding eenvoudigweg linksom dragen.

In september 1997 zei Walter von Lucadou, natuurkundige en psycholoog en als hoofd van het Parapsychologisch Adviesbureau in Freiburg Duitslands bekendste geestenjager, in een gesprek dat bovennatuurlijke verschijnselen in televisieseries als thema had: ‘Wat er aan bovennatuurlijke verschijnselen getoond wordt, is vaak niet bewezen. Er moet nog heel wat onderzocht worden.’ Daarop vroeg de interviewer:

‘Maar u gelooft toch wel een beetje aan geesten?’ ‘Natuurlijk zijn er geesten,’ antwoordde Lucadou, ‘ze existeren in de hoofden van mensen.’

Afweertoverij, → Channeling/Transcommunicatie, → Duivel, → Ectoplasma, → Elfen, → Glazen schuiven, → Halloween, → Heksen, → Jinnee, → Kabouters, → Medium, → Psychose, → Vampier, →Vliegende Hollander.

< >