‘Dat hebben de kaboutertjes gedaan!’ is vaak een verbaasde en tevreden uitroep als binnen het huishouden bepaalde zaken zijn schoongemaakt of opgeruimd. Men doelt dan op een sprookjesachtig kabouterrijk, dat minstens zo gecompliceerd en gedifferentieerd gestructureerd is als onze maatschappij.
Er wordt onderscheid gemaakt tussen boskabouters, aardmannetjes, huisgeesten, kobolds, zwarte elfen, watermannetjes, grasmannetjes, gnomen, trollen en valse en boosaardige dwergen. Ieder land heeft zo zijn specifieke vertegenwoordigers van het kleine volkje.In Zwitserland wonen bijvoorbeeld de Bergmännle en de Härdmannäli, in Engeland de brownies en de goblins, in Ierland de leprechaun of cluricaun, in Schotland de fenerodee, in Ijsland de huldufolks, in Italië de folletti, in Zweden de kirkegrimm en de tomte, in Frankrijk de lutin, in Slovenië de rarasch, in Noord- en Oost-Europa de poleviki, en in geheel Europa komt het repelsteeltje voor (ook torn tim tod, kruzimugeli, winterköbl,
foul-weather).
Alleen al uit ruimtegebrek moeten we ons hier beperken tot de kabouters zoals we die in onze streken kunnen tegenkomen: kabouters dragen rode puntmutsen, rode of groene kleding en hebben vaak een lange witte baard. Ze verblijven bij voorkeur in kelders, omgekeerde Keulse potten (Piggelmee) of in andere donkere hoeken. Ze zijn altijd vlijtige helpers bij het wassen, afstoffen of bij het schrobben van de vloer. Maar ze kunnen aardig ontstemd raken als ze hun wekelijkse loon en hun zondagse maaltijd niet krijgen, of als men ze belachelijk maakt. Wie ze het huis uitjaagt, wordt getroffen door de vloek van de kabouters.
→ Elfen, → Geesten, → Jinnee, → ufo’s.