Bijbels Lexicon

Karina van Dalen-Oskam & Marijke Mooijaart (2017)

Gepubliceerd op 11-05-2017

Wie

betekenis & definitie

Wie ben ik, dat...., retorische vraag waarop het antwoord 'niemand, een nietswaardige' verwacht wordt; bescheidenheidsformule.

Mogelijk stamt het gebruik van wie ben ik, dat ... en varianten met andere persoonlijke voornaamwoorden uit de bijbel. Vergelijk onder meer Exodus 3:11, ‘Mozes zei: “Maar wie ben ik dat ik naar de farao zou gaan en de Israëlieten uit Egypte zou leiden?”’ (NBV). De ik-persoon of de persoon om wie het gaat stelt zich voor een bepaalde eer niet waardig te zijn of niet te zijn opgewassen tegen een bepaalde taak. De uitdrukking staat meestal in de eerste persoon in de bijbel, waar het een bescheidenheidsformule is tegenover God; nu is het een algemene bescheidenheidsformule.

Bijbelcitaat: Liesveldtbijbel (1526), Exodus 3:11. Mose sprac tot God, wie ben ic, dat ick tot Pharao gaen soude, ende leyden die kinderen van Israel wt Egipten?

Gebruiksvoorbeeld: En ook Lo had er een [een motto]: ‘Wie ben ik dat ik Lo mag heten.’ (Hij glimlachte er delicaat bij.) (F.B. Hotz, Het werk, 1997 (Proefspel, 1980), dl. 1, p. 588)

Gebruiksvoorbeeld: Zijn oordeel [dat van premier Kok] doet ertoe. Wat hem betreft kan daarover geen misverstand bestaan, hoezeer het Hollandse ‘wie ben ik dat ik dit mag doen’ zijn houding ook bepaalt. (De Volkskrant 28-11-1998, p. 7)

Gebruiksvoorbeeld: [Vraag aan SER-voorzitter H. Wyffels, kritisch en invloedrijk adviseur in vele maatschappelijke sectoren:] Wie bent u dat u in Nederland deze rol vervult? (NRC, 21-11-1998, p. 33)