Bijbels Lexicon

Karina van Dalen-Oskam & Marijke Mooijaart (2017)

Gepubliceerd op 11-05-2017

Exodus

betekenis & definitie

Exodus, (lett.) uittocht, naam van het tweede bijbelboek; (fig.) massale uittocht uit een land of streek; ook wel uit een bepaalde gemeenschap.

Het tweede van de vijf boeken van Mozes draagt de naam Exodus ‘uittocht’, naar de geschiedenis van de uittocht uit Egypte in het begin van het boek. Deze naam is via de Vulgaatvertaling uit de Griekse vertaling overgenomen. Reeds Maerlant gebruikt haar tweemaal in zijn Rijmbijbel (1271), tot verwarring evenwel van de kopiist, die er (h)erodus van maakt. Het woord is nu vooral geliefd op televisie en in kranten om er de uittocht van massale vluchtelingenstromen of andere groepen mensen mee aan te duiden.

Bijbelcitaat: Delftse Bijbel (1477), titel bijbelboek Exodus. Hier begint exodus ende spreect hoe die kinderen van israhel wt egipten verlost waren.

Gebruiksvoorbeeld: De exodus van Iraakse vluchtelingen naar Iran blijft aanhouden. Een miljoen staan er voor de grens. Nog eens een miljoen vluchtelingen verblijven in kampen op Iraans grondgbebied. (Journaal, apr. 1991)

Gebruiksvoorbeeld: De aanstaande transfer van de 29-jarige oud-international heeft in Italië grote ongerustheid teweeg gebracht. Silvio Berlusconi, eigenaar van AC Milan, zei: ‘Dit is pas het begin. Als we niet uitkijken vertrekken veel topspelers uit ons land.’ Volgens de oud-premier heeft de exodus alles van doen met de zwakte van de lire. (Meppeler Courant, juli 1995)

Gebruiksvoorbeeld: Dat beeld van honderduizenden Kossovaren die in de eerste weken van de exodus nergens werden opgevangen. (Netwerk, KRO-televisie, 25-4-1999)

Farizeeër

Farizeeër, orthodox godsdienstig leider van het joodse volk in de eeuwen voor en na Christus; (fig.) huichelaar, schijnheilig persoon.

Farizeïsme, schijnheiligheid, huichelachtigheid.

Farizeeën of Farizeeërs vormden een groep binnen de joodse gemeenschap die grote godsdienstige en politieke invloed bezat. Zij waren uitermate wetsgetrouw en toonden zich daarbij zeer formalistisch. Jezus wijst hen herhaaldelijk op de tegenstrijdigheid tussen hun getrouw volgen van de minste regels en het veronachtzamen van werkelijk belangrijke zaken. Zie bijvoorbeeld een van de verwijten uit de rede tegen schriftgeleerden en Farizeeën in Matteüs 23 waar hij hen als huichelaars bestempelt: ‘Wee jullie, schriftgeleerden en Farizeeën, huichelaars, jullie geven tienden van munt, dille en komijn, maar veronachtzamen wat in de wet zwaarder weegt: recht, barmhartigheid en trouw, terwijl men het een zou moeten doen zonder het andere te laten’ (Matteüs 23:23, NBV).

Bijbelcitaat: Rijmbijbel (1271), v. 22032-40. Fariseen waren van clenre spisen. / Ghecleet na sonderlinghe wisen. / [...] / Bescreuen droeghen si die wet. / Jn briuen vor haer houet ghebonden. / [...] / War so si waren telker stede. / Mochten si die wet sien hoe soet ga. (Farizeeën aten matig. Ze waren gekleed in een bijzondere dracht. [...] Ze droegen de wet beschreven in brieven op hun hoofd gebonden. Waar ze ook waren, overal konden ze in elk geval de wet inzien.

Gebruiksvoorbeeld: [In een fax aan W. Huibregtsen:] Ik zag hoofdredacteur Pieter Broertjes op televisie, maar volgens mij is hij geen judas, maar een gewone ordinaire farizeeër. (Y. van ’t Hek, Fax, 1998, p. 110-111)

Gebruiksvoorbeeld: Dat stelletje klootzakken [mensen die de dobbelende winkelier vertellen hoe slecht dobbelen is] heb ik mijn winkel uitgeduveld om het zo maar te zeggen en ik heb ze toegeschreeuwd: ‘Weg jullie farizeërs, jullie dobbelen met andermans leven.’ (A. Benali, Bruiloft aan zee, 1998 (1996), p. 115)

Gebruiksvoorbeeld: Ja toch, één eigenschap miste hij, die der nederigheid, maar bij hoeveel lieden was zulks schijn? De meesten toonden een geraffineerde vermenging van huichelarij en farizeïsme, zij droegen een mombakkes, waarachter de eigenbaat zijn vurige tong uitstak... . (J. Mens, De witte vrouw, 1987 (1952), p. 183)