Bijbels Lexicon

Karina van Dalen-Oskam & Marijke Mooijaart (2017)

Gepubliceerd op 11-05-2017

Wandelen

betekenis & definitie

Wandelen met God, leven naar Gods voorschriften; een intieme relatie met God hebben.

‘Dit is de geschiedenis van Noach’, zo luidt Genesis 6:9, ‘Noach was onder zijn tijdgenoten een rechtvaardig en onberispelijk man; Noach wandelde met God’ (NBG-vertaling). Wandelen met God is zoveel als: ‘zich voorbeeldig gedragen, leven naar Gods voorschriften’, maar ook wel, meer in overeenstemming met de letterlijke betekenis: ‘dicht bij God zijn, een intieme relatie met God hebben’. De uitdrukking komt vooral in literair gebruik voor. De archaïsche frase uit Genesis 6:9 is niet terug te vinden in de NBV. Daar staat: ‘Noach was een rechtschapen man; hij was in zijn tijd de enige die een voorbeeldig leven leidde, in nauwe verbondenheid met God’. Zie ook Henoch.

Bijbelcitaat: Leuvense bijbel (1548), Genesis 6:9. Noe was een rechtueerdich ende een volmaeckt man in sijn gheslachten, met Gode heeft hy ghewandelt.

Gebruiksvoorbeeld: De Admiraal kwam niet meer in de kapel, hij was van het nieuwe geloof. Hij wandelde met God. Het nieuwe geloof glansde niet, het was dof en zwart en gelaten als een begrafenisstoet. Zo, met het hoofd gebogen, wandelde hij met God door de gruwelijkheid van het leven. (P.F. Thomése, Zuidland, 1990, p. 11)

Gebruiksvoorbeeld: Hierom is niet veranderd / het paradijs; Adam wandelt met God. (G. Achterberg, Verzamelde gedichten, 1985 (Zestien V, 1946), p. 582)

Sta op en wandel; neem uw bed of matras op en wandel; opwekking tot iemand die genezen is verklaard en weer op kan staan; schertsend ook als opwekking om ’s morgens op te staan of, nog algemener, als opwekking om iets op te pakken en ermee te vertrekken of naar een andere plaats te gaan.

In de vier evangeliën wordt het verhaal verteld van Jezus, die een verlamde geneest met de woorden: ‘Sta op, neem uw matras op en wandel’(Johannes 5:8, NBG-vertaling). De patiënt kon inderdaad weer lopen na deze wonderbaarlijke genezing. Doordat wandelen in het huidige Nederlands betekent ‘voor je plezier gaan lopen’, komt ironisch gebruik veelvuldig voor, zoals, met een woordspeling, in de volgende dichtregels: ‘Sta op en wankel -- uche uche -- / naar de gootsteen. Wat een nacht. / Nog steeds alleen. Te veel gedronken. / Met de taxi thuisgebracht’ (I. Heytze, Sta op en wankel, 1999, p.19).

De NBG-vertaling (1951) heeft beddeken uit de Statenvertaling (1637) vervangen door matras maar het archaïsche wandelen in de betekenis ‘(weg)gaan’, ‘(weg)lopen’ behouden. De NBV (2004) heeft de taal gemoderniseerd: ‘Sta op, pak uw mat op en loop’

Bijbelcitaat: Leuvense bijbel (1548), Johannes 5:8. Jesus seyt hem, Staet op, neemt v bedde, ende wandelt.

Gebruiksvoorbeeld: Het effect [van zekere medische behandeling] heeft iets weg van het bijbelse: sta op en wandel. (NRC, maart 1994)

Gebruiksvoorbeeld: Het is onderhand bijna twaalf uur, dus neem je matras op en wandel. (Gehoord, jaren ’90.)

Gebruiksvoorbeeld: [Twee mensen elk op een grote kei gezeten zien hoe de schaduw dichterbij komt:] ‘De zon gaat weg. Kom op, neem je steen op en wandel.’ (Gehoord, jaren ’90)