Bijbels Lexicon

Karina van Dalen-Oskam & Marijke Mooijaart (2017)

Gepubliceerd op 11-05-2017

God

betekenis & definitie

God, aanduiding, naam en aanspreektitel van de God van Israël en van het christendom.

De naam van de God van Israël luidde Jahweh, een naam die niet werd uitgesproken (zie Jehova). In de Nederlandse bijbelvertalingen luidt de weergave daarvan Heer (zie dat artikel). Veelvuldig spreekt men daarnaast over God, onze God, de God van Israël en vergelijkbare aanduidingen. Daarnaast zijn er namen bekend die op een bepaalde rol van God gebaseerd zijn, zoals de Herder, de Rechter, de Schepper.

In enkele gevallen bevat de bijbelse versie van een uitdrukking (ook) de Heer naast of in plaats van God. Wij hebben de vorm gekozen die in het tegenwoordige Nederlands het meest bekend is.

God wordt, in overeenstemming met bovengenoemde namen, onder meer genoemd om zijn almacht, wijsheid en zorg, zijn rol in de schepping, en het oordeel over de mens bij het einde van het leven. Aan dit gebruik ligt niet een bepaalde bijbeltekst ten grondslag.

Met het woord God hebben zich vele verbindingen gevormd. Denk aan populaire uitdrukkingen als: God op zijn blote knieën danken, van God los zijn, alles doen wat God verboden heeft, ieder voor zich en God voor ons allen, leven als God in Frankrijk, God is dood, Gods water over Gods akker laten lopen, zich storen aan God noch gebod. Meestal hangen ze wel samen met de algemene inhoud van de bijbel, maar is er geen nauwe relatie met een bijbeltekst. Het is bovendien niet uitgesloten dat soms naar een opperwezen in het algemeen verwezen wordt. Alleen gevallen met een aanwijsbare bron in of met een duidelijke overeenstemming met de bijbel hebben wij opgenomen. De meeste van de talloze heilwensen en vloeken, zoals God beware, God zal je lonen, resp. godverdomme, godallemachtig (in verwensingen komt Gods naam nauwelijks voor) laten wij buiten beschouwing. Aan het eind noemen wij enkele van de bijbelteksten die een spreekwoordkarakter dragen. Ze zijn echter geen gemeengoed buiten christelijke kringen.

Zie verder voor verbindingen met God ook onder Aangezicht, Gave, Geest, Genade, Heer, Kind, Lam, Man, Naam, Stad, Volk, Woord.

Gebruiksvoorbeeld: Ze keek Eva aan met de alleronschuldigste ogen die God scheppen kon. (O.J. de Landell, Ave Eva, z.j. (1946), p. 12)

Gebruiksvoorbeeld: Tuinieren is vechten tegen alles wat God laat groeien. (Volkskrant Magazine, 6-11-1999, p. 63)

God van Abraham, Isaak en Jakob, de God van Israël.

God de Vader, God genoemd als vader, een van de drie goddelijk personen in de Drieëenheid; (fig., verg.) zich als God gedragend figuur door wijs, vaderlijk, of, in negatieve zin, paternalistisch, machtswellustig gedrag.

In het Oude Testament benadrukt de eerste titel de continuïteit en daarmee de betrouwbaarheid en macht van de God van Israël, bijvoorbeeld in een passage waar verteld wordt hoe Mozes het volk daarvan moet overtuigen. De Heer maant Mozes met zijn staf een bepaald wonder te verrichten ‘Hierdoor zullen ze geloven dat de HEER, de God van hun voorouders, de God van Abraham, de God van Isaak en de God van Jakob, aan jou verschenen is’ (Exodus 4:5, NBV).

God de Vader is een verbinding die we aantreffen als ook van de Zoon, Jezus, sprake is, maar ook daarbuiten, en in de NBV nog maar zelden. Een voorbeeld: ‘En dan komt het einde en draagt hij het koningschap over aan God, de Vader, nadat hij alle heerschappij en elke macht en kracht vernietigd heeft’ (1 Korintiërs 15:24 , NBV). Zie ook vader.

Bijbelcitaat: Statenvertaling (1637), Exodus 4:5. Op dat sy gelooven, dat u verschenen zy de HEERE de Godt harer vaderen, de Godt Abrahams, de Godt Isaacs, ende de Godt Jacobs.

Gebruiksvoorbeeld: Als er geen wijsgerige godsbewijzen meer overeind blijven, moet dan de God der

filozofen zonder meer worden opgeborgen en blijft, voor wie ervoor openstaat, enkel Pascals God van Abraham, Isaak en Jacob over? (De Standaard, nov. 1995)

Bijbelcitaat: Liesveldtbijbel (1526), Johannes 6:27. Werckt spise, niet die daer verderft, maar die dair blijft in dat eewich leuen, welke v des menscen zoon geuen sal, want den seluen heeft god die vader besegelt.

Gebruiksvoorbeeld: Opoe bekleedde in huis de plaats van God de Vader, haar zoon had ze goed in de hand en haar schoondochter niet minder. (J.F. Vogelaar, De dood als meisje van acht, 1991, p. 187)

Gebruiksvoorbeeld: Een God de Vader voor de BRTN ‘Het is een sport: schieten op de openbare omroep.’ Het moet maar eens veranderen, vinden veel BRTN-medewerkers. Kan de nieuwe manager -- ‘die God de Vader’ -- het tij keren? (De Standaard, dec. 1995)

God is rechtvaardig; de God der wrake, wrekende God; Gods toorn, uitdrukkingen die gebezigd worden als ziekte en ongeluk als de straf van God uitgelegd worden; (fig.; niet frequent) in een vergelijking ter karakterisering van een streng persoon.

Van alle eigenschappen van God die elk op verschillende plaatsen in de bijbel genoemd worden zijn dit enkele regelmatig, in bepaalde verbindingen voorkomende karakteristieken, vaak in ironische toonzetting gebezigd. In de bijbel komen de verbindingen vooral voor met de Heer.

Bijbelcitaat: Statenvertaling (1637), Psalmen 11:7. Want de Heere is rechtveerdich, hij heeft gerechticheden lief; sijn aengesicht aenschouwt den oprechten.

Gebruiksvoorbeeld: Daar spraken zij over rond het zuinig brandende klotvuur; over de rechtvaardige, strenge God, die op alle slakjes zout legt. (A. van der Lugt, De Claere Waerheit, 1992, p. 8)

Bijbelcitaat: Statenvertaling (1637), Psalmen 94:1. O Godt der wraken, o HEERE, Godt der wraken, verschijnt blinckende.

Gebruiksvoorbeeld: En daar opeens zagen de kaaseters hem [hun vader] aan de trap staan, groot in zijn nachtgewaad, de blonde haren slordig tegen het voorhoofd. Een wrekende god. (T. Kortooms, Mijn kinderen eten turf, 1967 (1959), p. 73)

Gebruiksvoorbeeld: Het onverbiddelijk lik op stuk beleid van een God der wrake dreef je al vroeg uit het gelukzalige paradijs waar goed en kwaad geen betekenis hadden. (NRC, sept. 1994)

Bijbelcitaat: Leuvense Bijbel (1548), Johannes 3:36. Die inden sone ghelooft, heeft dat eewich leuen, maer wie den sone niet en ghelooft, die en salt dleuen niet sien. Maer den toren Gods blijft op hem.

Gebruiksvoorbeeld: Het aardige is dat Denen dat ook vinden, tenminste het soort dat ik voornamelijk tegenkom in bibliotheken en universiteiten. Ze voelen zich allereerst Scandinaviër, vervallen in Gods toorn omdat zij als enigen in de Europese appel gebeten hebben. (H. Pleij, Het Nederlandse onbehagen, 1991, p. 40)

Gebruiksvoorbeeld: Tref de Nederlander niet in zijn portemonnee! De toorn Gods zal uw deel zijn. (NRC, 11-3-1999)

God zij dank, letterlijk of als versterking gebruikte dankzegging.

God zij geloofd (en geprezen), letterlijk of als versterking gebruikte lofprijzing.

God zij met ons, bede om Gods bijstand.

Er zijn in de geschiedenis talloze wensen met de naam van God als vaste verbinding bekend geweest. De hier genoemde verbindingen komen ook nu nog voor; de letterlijke betekenis is zoals dat bij deze categorie gaat, verbleekt. Vooral de eerste is vaak niet meer dan een uiting van opluchting. Een variant op God zij dank geeft het volgende citaat, waarin aan De Grote Zilt ironisch als goddelijke voorzieningheid naar voren wordt gebracht: ‘De-Grote-Zilt-zij-dank was het slechts een oppervlakkige wond’ (P. Schaap, De bruiden van Tyobar, 1992, p. 185).

De bede God zij met ons is bekend als randschrift op onze munten, te bekender nog daar zij ter discussie heeft gestaan toen onze nationale munten werden vervangen door Europese.

Bijbelcitaat: Liesveldtbijbel (1526), Romeinen 7:25. Ic dancke god door Jesum christum onsen heere.

Gebruiksvoorbeeld: Dierenopassser en verzorger Annelies Spronk werkt zich in deze piekweken in het zweet. Ze heeft hulp van een aantal vrijwilligers, wat ook hard nodig is. ‘God zij dank hebben we dit jaar geen gevallen van honden aan bomen’. (Meppeler Courant, aug. 1993)

Bijbelcitaat: Liesveldtbijbel (1526), Psalmen 124:6. Ghelooft si die HEERE, dat hy ons niet tot eenen roof in haren tanden en heuet gegeuen.

Gebruiksvoorbeeld: Maar -- god zij geloofd en geprezen -- zover komt het niet, het evenwicht wordt op tijd hervonden. (NRC, 27-8-1999)

Bijbelcitaat: Liesveldtbijbel (1526), 1 Koningen 8:57. Die HERE onse God si met ons gelijc hi geweest heeft met onsen vaderen.

Gebruiksvoorbeeld: De rijksdaalder en de gulden hebben een gladde rand en dragen als randschrift GOD ZIJ MET ONS. (Juridisch corpus, 1967)

Door of van God gezonden(e), (fig.) begenadigd, bijzonder begaafd (persoon).

Van God (en alle mensen) verlaten, (fig.) totaal verlaten, eenzaam.

In het Johannesevangelie is het de Doper die door God gezonden is met een goddelijke missie: deze kwam als getuige om van het licht te getuigen, opdat allen door hem geloven zouden: ‘Er kwam iemand die door God was gezonden; hij heette Johannes’ (Johannes 1:6, NBV). Buiten bijbelse context wordt de uitdrukking, al of niet ironisch, op mensen met bijzondere gaven toegepast.

Het verlaten zijn door God als uiterste vorm van eenzaamheid en wanhoop wordt verwoord in Psalmen 22:2: ‘Mijn God, mijn God, waarom hebt U mij verlaten’ (NBV). Deze woorden zijn vooral bekend doordat Jezus deze uitroep aan het kruis slaakte. Mogelijk zijn ze de inspiratiebron van genoemde uitdrukking. De toepassing betreft doorgaans plaatsen of streken.

Bijbelcitaat: Liesveldtbijbel (1526). Johannes 1:6. Daer wert een mensche van gode gesonden, die hiet Johannes.

Gebruiksvoorbeeld: Maar een toernooi lang, vier weken tot en met de finale onder extreme omstandigheden goed spelen, dat houdt zelfs een door god gezonden voetballer niet vol. (NRC, juni 1994)

Gebruiksvoorbeeld: Vergeten, zo stierf in 1919 de Hongaarse Van Gogh, de door God gezondene, die op doek en palet ‘de zonneweg’ weerspiegeld zag. (NRC, sept. 1994)

Bijbelcitaat: Liesveldtbijbel (1526), Marcus 15:34. Ende om dye negenste vre, riep Jesus luyde ende sprac, Eli, Eli, lammaasabthani, dat is vertaelt, Mijn god, Mijn god, waerom hebdi mi verlaten.

Gebruiksvoorbeeld: Over enkele minuten zullen ze thuis zijn en zal er verder niets meer gebeuren in dit van God verlaten dorp waar alleen gekken, vluchtelingen en de laatste vastgeroeste bejaarden wonen. (Elsinck, Biecht van een huurmoordenaar, 1992, p. 184)

Gebruiksvoorbeeld: Is het dan niet een letterlijk opwekkende gedachte dat op de door God en alle mensen verlaten aarde nog altijd een Don Quichot door Andalusië dwaalt en een Cathy Heathcliff over de Yorkse heide. (NRC, nov. 1994)

Naar Gods (even)beeld (en gelijkenis) geschapen, naar wezen en uiterlijk als God; (fig.) volmaakt, in fysieke of morele zin.

In deze uitdrukking, ontleend aan het scheppingsverhaal, wordt de intrigerende kwestie van de goddelijkheid van de mens tot uitdrukking gebracht. Wij lezen haar in. Genesis 1:26-27, ‘God zei: “Laten wij mensen maken die ons evenbeeld zijn, die op ons lijken; zij moeten heerschappij voeren over de vissen van de zee en de vogels van de hemel, over het vee, over de hele aarde en over alles wat daarop rondkruipt.” God schiep de mens als zijn evenbeeld, als evenbeeld van God schiep hij hem, mannelijk en vrouwelijk schiep hij de mensen’ (NBV).

De variant in het volgende citaat van Vogelaar refereert aan de concrete scheppingsdaad: ‘Ze deed stijfsel in de pot, roerde, kneedde en van het papier-maché boetseerde ze een pop naar Lady’s beeld en gelijkenis: uit de dikke pap maakte ze een lammetje; met inkt maakte ze het aan het lachen’ (J.F. Vogelaar, De dood als meisje van acht, 1991, p. 247). Boon (zie hieronder) creëert, bedoeld of onbedoeld, een omkering met vergaande theologische implicaties.

Bijbelcitaat: Statenvertaling (1637), Genesis 1:27. Ende Godt schiep den Mensche nae sijnen beelde, nae den beelde Godts schiep hy hem: Man ende Wijf schiep hyse.

Gebruiksvoorbeeld: Ook zij [hoogleraar Fresco, die zich optimistisch heeft uitgelaten over de toekomst] zal vandaag toch moeten toegeven dat de mens allesbehalve naar gods evenbeeld geschapen is? (NRC, 4-12-1998, p. 24)

Gebruiksvoorbeeld: Voorlopig heeft hij [de mens] zich een god naar zijn evenbeeld geschapen, voorlopig heeft hij wat aan kunst en wetenschap gedaan, voorlopig heeft hij zich een philosophie bedacht, en voorlopig heeft hij zich het masker van een moraal voor het gelaat gebonden... ondertussen speelt hij ook een beetje met vuur, splitst hij ook een beetje atomen. (L.P. Boon, De Kapellekensbaan/Zomer te Termuren, 1980 (1953/1956), p. 679)

Bij de gratie Gods, door Gods genade; bekend als toevoeging bij een vorstelijke titel. (Zie ook Genade.)

Deze historische formule, naar Middeleeuws-Latijn Dei gratia, drukt uit dat een vorst zijn autoriteit rechtstreeks aan Gods gunst ontleent. Het Nederlands kent de formule vooral uit wetsteksten waarin de vorst (vanaf 1813, toen het Koninkrijk der Nederlanden ontstond) of de vorstin (vanaf 1898) zich bekend maakt. In het Oude Testament is de verlening van vorstelijk gezag door God een veelvuldig voorkomende situatie. De formule genade Gods (gratie is de op het Latijn en Frans geënte vorm die in oudere taalfasen gebruikelijk was) wordt echter in het Nieuwe Testament, met name bij Paulus, althans in de oudere vertalingen, gevonden met betrekking tot de geestelijke staat waarin hij verkeert.

Bijbelcitaat: Statenvertaling (1637), 1 Korintiërs 15:10. Doch door de genade Godts ben ick dat ick ben.

Gebruiksvoorbeeld: WET van 2 juli 1980, Stb. 385, houdende regelen omtrent een eenmalige uitkering aan bepaalde Molukse gewezen KNIL-militairen en hun weduwen ter zake van over de periode 1 mei 1956 tot 1 januari 1964 gederfd pensioen Wij BEATRIX, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten [...]. (Juridisch corpus,1980)

Gods hand, God macht, invloed, genoemd als oorzaak van vooral ellendige gebeurtenissen in iemands leven.

In Gods hand, door God te bepalen (van gebeurtenissen); door God beschermd (van personen).

Gods rechterhand, Gods macht, vooral genoemd als goedheid of rechtvaardigheid manifest is.

Metonymische betekenissen zoals Gods hand voor ‘Gods daden’ ‘God in zijn daden’ zijn heel gebruikelijk in de bijbel. De hand van God wordt dikwijls als de straffende hand genoemd, zoals in Exodus 9:3: Is men in Gods hand, dan kan dit integendeel ook bescherming uitdrukken. ‘Wij zijn in Gods hand, met alles wat we zeggen, met al ons inzicht en al onze kundigheid’ (Wijsheid 7:16, NBV). De rechterhand wordt in de traditie als de meest aanzienlijke hand gezien; zo ook als Gods rechterhand wordt genoemd als God zijn goedheid en rechtvaardigheid toont.

Bijbelcitaat: Liesveldtbijbel (1526), Exodus 9:3. So sal die hant des HEREN op v vee inden velden, op peert ezel, kemel, ossen ende scapen zijn, met een zwaer pestilencie.

Gebruiksvoorbeeld: Lijden heeft zijn zin verloren en in ziekten en epidemieën is de hand van God niet langer zichtbaar. (NRC, 22-10-1999)

Gebruiksvoorbeeld: Laat ons niet vervallen in haat en wraak, dat heeft geen zin. Wij moeten dragen en verdragen, de hand van God treft ons allen. (J. Mens, De witte vrouw, 1987 (1952), p. 60)

Bijbelcitaat: Statenvertaling (1637), Prediker 9:1. Sekerlick dit alles hebbe ick in mijn herte gelecht, op dat ick dit al claerlick mochte verstaen; dat de rechtveerdige, ende de wijse, ende hare wercken, in de hant Godes zijn.

Gebruiksvoorbeeld: Ze nam het leven niet licht op en ze voelde zich dikwijls in de hand van God. (T. Hilberink, Cycli. Geschiedenis van de familie Burger (1840-1945), 1992, p. 30)

Bijbelcitaat: Liesveldtbijbel (1526), Psalmen 118:16. Die rechte hant des Heren es verhoget Die rechter hant des Heren bewijset stercheit.

Gebruiksvoorbeeld: De zee geeft de doden die in haar waren, / God weegt de ziel nog in zijn rechterhand, / en ’t water spuugt alweer de lege huls op ’t strand. (J.B. Charles, De gedichten tot 1963, 1963, p. 20.)

Gebruiksvoorbeeld: [Kampioensfeest Feyenoord in Rotterdam:] Er was voor altijd vrede op aarde, de Coolsingel was onze tuin van Eden en Ulrich van Gobbel zag er als Gods rechterhand op toe dat het ons aan niets zou ontbreken. (NRC, 26-4-1999, p. 22)

In Gods naam, in godsnaam, vanwege, in naam van God; versterkende of bezwerende formule.

God weet, bevestigingsformule; formule ter uitdrukking van onbepaaldheid.

Veelvuldig wordt in de bijbel de naam van God genoemd waar ‘God’ bedoeld is, dus als een formule die afstand en respect uitdrukt. Net als bijvoorbeeld om Gods wil en God weet is in Gods naam veelal tot versterkende formule geworden en heeft de uitdrukking de letterlijke betekenis als in het volgende bijbelvers verloren: ‘Laat ons juichen om uw overwinning, het vaandel heffen, in de naam van onze God. Moge de HEER al uw wensen vervullen’ (Psalmen 20:6, NBV).

De alwetende God wordt door Paulus naar voren gehaald als hij het zelf niet zeker weet ‘In zijn lichaam of buiten zijn lichaam, dat weet ik niet, dat weet God alleen’ (2 Korintiërs 12:2, NBV). Ook nu wordt de formule God weet vooral aangehaald om te zeggen, dat God het weet, maar de spreker zelf allerminst, dus dat het om onzekere feiten, niet te bepalen hoeveelheden enz. gaat.

Bijbelcitaat: Rijmbijbel (1271), v. 13078-82. Van danen ghinc hi [de profeet Elia] in bethel. / Dar spotten met hem ende maecten spel. / Kinder .xl. ende .ij. nochtan. / Ende seiden clem vp calu man. Doe vloectise in gods namen. (Vandaar ging hij naar Betel. Daar bespotten 42 kinderen hem en staken de draak met hem, en zeiden: klimmen, kaalkop! Toen vervloekte hij hen in Gods naam.)

Bijbelcitaat: Liesveldtbijbel (1526), Psalmen 20:6. Wi willen van uwer salicheit beroemen ende inden name ons Gods baniere opwerpen.

Gebruiksvoorbeeld: [Over het tv-programma Big Brother:] In VPRO’s Het Blauwe Licht wrong Stephan Sanders zich in alle bochten om in godsnaam maar een intellectuele legitimatie voor zijn kijklust te vinden. (Volkskrant Magazine, 23-10-1999, p. 15)

Bijbelcitaat: Liesveldtbijbel (1526), 2 Korintiërs 12:2. God weet, die selue werdt op ghetrocken tot inden derden hemel.

Gebruiksvoorbeeld: Hij dacht aan Greenpeace en aan de zeehonden. God weet wat je allemaal bij elkaar dacht. En hij vond het jammer dat ze hem niet gevraagd had wat hij dacht toen hij aan die lijken dacht. (J.J. Voskuil, En ook weemoedigheid. (Het Bureau 5), 1999, p. 276)

Gods rechterstoel, de zetel van waaruit God rechtspreekt, met name bij het oordeel na de dood.

God als rechter is een bekende bijbelse voorstelling; bij Paulus wordt gesproken over de

rechterstoel Gods (in de Statenvertaling (1637): van Christus), zoals in deze uitspraak die mensen opwekt niet te gemakkelijk over anderen te oordelen omdat iedereen tenslotte aan het oordeel van God onderworpen zal worden: ‘Wie bent u dat u een oordeel velt over uw broeder of zuster? Wie bent u dat u neerziet op uw broeder of zuster? Wij zullen allen voor Gods rechterstoel komen te staan’ (Romeinen 14:10, NBV).

Bijbelcitaat: Leuvense Bijbel (1548), Romeinen 14:10. Want wy sullen alle staen voer Christus rechterstoel.

Gebruiksvoorbeeld: Zal de Schepper vanaf de Rechterstoel alleen maar Zijn bezwaren tegen jouw levenswandel opsommen? Of zal Hij ook nog vragen of jij op jouw beurt een enkel bedenkinkje hebt tegen Zijn schepping? (De Volkskrant, 14-8-1999, p. 15)

Gods rijk of koninkrijk op aarde, de ideale toestand waarin de ware gelovige leeft.

Met het Koninkrijk van God wordt in het Nieuwe Testament die toestand aangeduid waarin Gods heerschappij geldt, en die ieder in het vooruitzicht wordt gesteld die gelooft en daarnaar handelt. Dit rijk is op aarde al te realiseren; vaak ook is het een equivalent voor hemel, zie bijvoorbeeld de woorden van Jezus in Marcus 9:47: ‘En als je oog je op de verkeerde weg brengt, ruk het dan uit: je kunt beter met één oog het koninkrijk van God binnengaan dan in het bezit van twee ogen in de Gehenna geworpen worden’ (NBV).

Bijbelcitaat: Statenvertaling (1637), Marcus 9:47. Ende indien uwe ooge u ergert, werptse uyt: het is u beter maer een ooge hebbende in het Coninckrijck Godts in te gaen, dan twee oogen hebbende in het helsche vyer geworpen te worden.

Gebruiksvoorbeeld: Vader [die dominee was] schaakte in Zaandam bij de plaatselijke vereniging. Op de vaste clubavond was hij dikwijls verhinderd vanwege vergaderingen en andere besognes die Gods Rijk op aarde dichterbij moesten brengen. (F. de Jonge, Het Damestasje, 1987, p. 94-95)



Godvrezend, vervuld van eerbied voor God; gelovig, vroom.

Vrezen heeft hier de verouderde betekenis ‘ontzag hebben voor’.

Bijbelcitaat: Liesveldtbijbel (1526), Job 1:1. Dye selue dye was slecht ende recht, God vreesende, ende mide dat quaet.

Gebruiksvoorbeeld: Gedurende de reis ergert de kardinaal zich aan het grove taalgebruik der zeelieden. Hij doet zijn beklag bij de kapitein, die zich onmiddellijk verontschuldigt door te zeggen dat deze hardwerkende zeemannen in wezen zeer vrome, welhaast Godvrezende katholieken zijn. (Playboy, 1992, nr. 9)

Wat God heeft samengevoegd, scheide de mens niet, uitspraak over de onverbrekelijk geachte band tussen echtgenoten, dus tegen echtscheiding.

De evangelisten Matteüs en Marcus citeren deze uitspraak van Jezus als antwoord op een vraag van de Farizeeën naar de legitimiteit van het wegzenden van zijn vrouw door een man. Jezus refereert aan de schepping van de mens ‘als man en vrouw’, en vervolgt: ‘Zo zijn zij niet meer twee, maar één vlees. Hetgeen dan God samengevoegd heeft, scheide de mens niet’ (Matteüs 19:6, NBG-vertaling; de NBV zegt het wat alledaagser: ‘Wat God heeft verbonden, mag een mens niet scheiden’). Het citaat wordt nogal eens gehoord bij huwelijkssluitingen.

Bijbelcitaat: Statenvertaling (1637), Marcus 10:9. ’Tgene dan Godt te samen gevoeght heeft, en scheyde de mensche niet.

Gebruiksvoorbeeld: Trouwe kerkgangers scheiden gemiddeld minder. Voor hen geldt nog: ,,Hetgeen dat God samengevoegd heeft, scheide de mens niet.'' (Mattheüs XIX,5) (NRC, juli 1994)

Als God voor ons is, wie zal tegen ons zijn? uiting van Godsvertrouwen.

Dit is een bekend citaat uit Romeinen 8:31. Paulus geeft een verhandeling over wat de gelovigen kunnen verwachten. Hij vervolgt: ‘Wat moeten wij hier verder over zeggen? Als God voor ons is, wie kan dan tegen ons zijn?’ (NBV). De dichtregels van Charles (zie het citaat hieronder) variëren op deze tekst.

Bijbelcitaat: Statenvertaling (1637), Romeinen 8:31. So Godt voor ons is, wie sal tegen ons zijn?

Gebruiksvoorbeeld: We zullen het er maar op wagen met die auto. Tenslotte, als God voor ons is, wie zal tegen ons zijn. (Gehoord, jaren ’60.)

Gebruiksvoorbeeld: Daar treedt de stoet de straten over, men juicht: de zon is voor ons, wie zal tegen wezen? (J.B. Charles, De gedichten tot 1963, 1963, p. 115)