is in beginsel het per eigenaar samenvoegen van de verspreid liggende eigendommen binnen een doelmatig net van wegen en waterlopen.
De oude indeling. De indeling van de landerijen heeft zich steeds aangepast aan bestaande behoeften en verband gehouden met de heersende omstandigheden (z. Verkaveling). De soms vérgaande versnippering is veroorzaakt eensdeels door het rechtsgevoel, dat iedere eigenaar deed meedelen in grond van gelijke kwaliteit, anderdeels door de geldende landbouwkundige werkmethoden, zoals de Flurzwang en ten slotte door erfdeling.
Bezwaren tegen verspreide ligging. Een versnipperde indeling en een ondoelmatig wegennet veroorzaken grondverlies door te lange grenslijnen, tijdverlies door te grote gemiddelde afstand tot de boerderij. Verder loont het gebruik van landbouwmachines niet op kleine, vaak slecht gevormde percelen en het land gelegen op grote afstand zal niet gebruikt worden in overeenstemming met de kwaliteit; verbeteringen, die slechts gezamenlijk kunnen worden ondernomen, zoals ontwatering en wegenaanleg, komen niet tot stand; de kans op grensgeschillen en burenruzies is groot.
In Ned. dringt de ruilverkavelingsgedachte eerst langzaam door. De Drentsche Volksalmanak van 1838 vestigt er de aandacht op. Dr W. C. H. STARING noemt in 1862 de verspreide ligging der eigendommen een kanker in onze landb.
Het Ned. Landbouwcomité oppert in 1898 de mogelijkheid tot ruilverkaveling te komen door herziening van de onteigeningswet. In 1910 dient hetzelfde comité een ontwerp ruilverkavelingswet bij de Regering in. In 1914 mislukt de vrijwillige r. van de Dalfse Hooislagen. In 1916 slaagt de Ned. Heidemaatschappij erin die van de Ballumcr Vlieden tot stand te brengen.
In 1924 wordt de eerste ruilverkavelingswet aangenomen. Op grond van deze wet worden in ruim 10 jaar nog geen 10.000 ha ruilverkaveld. De uitvoering der r. beperkte zich tot het eenvoudigste: samenvoeging van verspreid liggende percelen tot kavels van gunstige vorm, aanleg van eenvoudige wegen en waterlopen en het uitpalen der nieuwe kavels.
De toenemende werkloosheid vond in de r. een compensatiemiddel, daar de uitvoering arbeidsintensieve werken met zich meebrengt. Men ging daarom de r. bevorderen door belangrijke rijkssubsidies toe te kennen.
De ruilverkavelingswet 1938. In 1935 werd de cultuurtechnische en ruilverkavelingsactiviteit geconcentreerd in de Centrale Cultuurtechnische Commissie (C.C.C.) en in de Cultuurtechnische Dienst (Ct.D.). Al spoedig werd een wetswijziging voorgesteld. In de tweede ruilverkavelingswet (1938) werd de mogelijkheid om een aanvrage in te dienen sterk uitgebreid en het aannemen van de r. werd vergemakkelijkt. Slechts óf de meerderheid van de kadastrale rechthebbenden óf de meerderheid van de kadastrale oppervlakte werd vereist. Bovendien kon de Min. van Landb. een afgestemde r. om bepaalde reden toch doorgang doen vinden. Het aantal aanvragen nam sterk toe, doch de uitvoering kon (2e wereldoorlog) niet met dezelfde snelheid volgen.
De ruilverkavelingswet 1954. Intussen was het ruilverkavelen een veelomvattend werk geworden. Behalve de samenvoeging van percelen en het aanleggen van wegen en waterlopen, worden gronden verbeterd door egaliseren, ontginnen en herontginnen, ontwateren en draineren. Ook werden boerderijen naar afgelegen, thans door wegen ontsloten eigendommen verplaatst, werd voor waterleiding en electriciteit gezorgd, werd aan het gebied volgens planologisch inzicht een geheel nieuw karakter gegeven, dat zoveel mogelijk de schoonheid van het landschap in stand houdt of nieuw landschapsschoon sticht.
Bij de toenemende duurzaamheid van de pacht, moest de r. ook op de gebruiker, die zijn land pacht, afgestemd worden. Samenvoeging van de verspreid liggende percelen van één eigenaar, die verschillend waren verpacht, veroorzaakte vaak moeilijkheden. Bovengenoemde ontwikkeling en inmiddels gebleken leemten in de wet maakten een herziening noodzakelijk, welke in 1954 tot stand kwam.
Ruilverkavelingsovereenkomst. In de wet is de mogelijkheid geschapen dat een klein aantal eigenaren, die onderling vrijwillig tot een nieuwe indeling van hun gronden zijn gekomen, hun z.g. ruilverkavclingsovcreenkomst in de openbare registers laten opnemen. Zij kunnen dan gebruik maken van de medewerking van verschillende instanties en aan hen kan subsidie worden verleend.
De uitvoering van ruilverkaveling. De aanvrage wordt ingediend bij Gedeputeerde Staten (G.S.) van de provincie, waarin het grootste deel van het blok is gelegen. G.S. zenden deze aanvrage om advies aan de C.C.C. De C.C.C. brengt advies uit en doet dit vergezeld gaan van een rapport, benevens een kaart, waarop de blokomtrek en een voorlopig plan van wegen en waterwegen zijn aangegeven.
Deze stukken worden ter visie gelegd en een stemmingsvergadering wordt door G. S. uitgeschreven. Een r. is aangenomen, wanneer meer dan de helft van de bij het kadaster bekende eigenaren of zakelijk gerechtigden, óf zij die meer dan de helft van de kadastrale oppervlakte der gezamenlijke percelen bezitten, voorstemmen. Wie niet verschijnt wordt geacht te hebben voorgestemd! Is de verkaveling aangenomen, dan benoemen G. S. een Plaatselijke Commissie (P.C.) die de r. uitvoert. Zij wordt terzijde gestaan door een landmeter van het kadaster als deskundige en eventueel door andere deskundigen. De P.C. benoemt schatters, die onder haar leiding alle percelen in het blok schatten.
Er wordt een register opgemaakt van de waarde van ieders eigendommen (z.g. inbreng) op grond van de verrichte schattingen, benevens een lijst, waarop alle rechten, die in het blok worden uitgeoefend, worden vermeld. Deze stukken worden ter visie gelegd en iedere belanghebbende kan tegen de inhoud reclameren. De reclames worden behandeld door de P.C., eventueel in hoger beroep door de aangewezen Rechter-Commissaris en in derde instantie door de arrondissementsrechtbank.
De P.C. ontwerpt een definitief plan van wegen en waterlopen. De wegen en waterlopen worden op het terrein uitgezet. Nagegaan wordt hoeveel waarde aan grond er voor deze wegen en waterlopen nodig is. Deze waarde wordt evenredig van ieders inbreng afgetrokken, men houdt zodoende de z.g. toedelingswaarde over. Het ontwerp wordt met een rapport omtrent eigendom, beheer en onderhoud der wegen en waterlopen gezonden aan de C.C.C.. die het voorzien van haar advies doorzendt aan G.S. Deze stellen het plan definitief vast en wijzen de eigenaren en onderhoudsplichtigen van de openbare wegen en waterlopen aan.
Vervolgens houdt de P.C. wenszitting, waar iedere belanghebbende zijn wensen omtrent de nieuwe kavelindeling kan uitbrengen. In de nieuwe indeling komt iedere kavel aan een weg te liggen. Bij de toedeling wordt gestreefd naar samenvoeging van versnipperd bezit tot percelen van goede vorm en grootte, bereikbaar over een goede weg.
de P.C. brengt de nieuwe kavelindeling ter algemene kennis. Reclamemogelijkheid als hierboven vermeld staat open. De kavels worden op het terrein uitgezet en worden door de rechthebbenden in gebruik genomen.
De pachter heeft recht bij de toedeling een waarde in kavels te verkrijgen naar maatstaven zoals die gelden voor de eigenaren. Hij verkrijgt dit recht door de pachtovereenkomst bij de P.C. te laten registreren. Omdat soms een goede eigendomsverkaveling een verspreide ligging van de gronden van
een pachter ten gevolge kan hebben, is de mogelijkheid geschapen bestaande pacht verhoudingen op te heffen en nieuwe te vestigen. De nieuwe pachtindeling wordt door de P.C. vastgesteld en door de grondkamer aan belanghebbende medegedeeld. De ruilverkavelingsacte wordt opgemaakt en de nieuwe situatie wordt bij het kadaster ingediend. Op grond van een tweede schatting wordt door de
P.C. een lijst van geldelijke verrekeningen opgesteld, welke eveneens ter visie wordt gelegd. Ingebrachte reclames worden behandeld als die ingevolge de eerste schatting. Nadat de kosten zijn vastgesteld, wordt bepaald welk bedrag aan ruilverkavelingsrente gedurende 30 jaar op iedere kavel zal rusten. Reeds tijdens deze procedure worden onder toezicht van de P.C. op het terrein werken uitgevoerd, zoals wegen aangelegd, waterlopen en kavelsloten gegraven.
Gegevens betreffende de stand der werkzaamheden in Ned. Op 1 Jan. 1956 was deze als volgt: aangevraagd 466 blokken tezamen 828.446 ha; in uitvoering 64 blokken tezamen 115.116 ha; uitgevoerd 122 blokken tezamen 89.440 ha.
De jaarlijkse capaciteit is ca 10.000 ha. Men streeft echter naar 20 à 30.000 ha. De voorbereiding van een middelmatig grote r. duurt ca 2 jaar, de uitvoering ca 4 jaar.
Herverkaveling. Toen in 1945 het herstel van Walcheren moest worden aangevat, is hiervoor een sterk op de r. gelijkende procedure gekozen. De bijzondere omstandigheden (de oude toestand was verdwenen) beletten de toepassing van de Ruilverkavelingswet 1938. Daarop is de Herverkavelingswet Walcheren (1947) ontworpen. Deze wet gelijkt in vele opzichten op de Ruilverkavelingswet 1938, doch bevat een aantal bepalingen i.v.rn. eerdergenoemde bijzondere omstandigheden, terwijl voorts een aantal nieuwe inzichten omtrent r. in de wet zijn verwerkt, die later ook in de Ruilverkavelingswet 1954 zijn opgenomen.
Toen in 1953 het herstel van de watersnoodramp moest worden geregeld, is voor Schouwen-Duiveland, Tholen en 2 onderdelen van Z.Beveland, Herverkavelingswet Noodgebieden uitgevaardigd. Aldus is thans voor 51.800 ha herverkaveling in uitvoering. Sterk spreken hierbij de diep ingrijpende verbeteringen van de grond en de sanering. Hierbij worden vele kleine bedrijven vergroot m.b.v. grond, die beschikbaar komt, doordat voor een aantal boeren uit de getroffen gebieden in de Noordoostpolder of elders een bedrijf wordt gepacht. A. KRUIDHOF
(België) De ruilverkavelingswet 1949 had tot doel de vrijwillige r. aan te moedigen. Om te voldoen aan de voorwaarden en het vervullen der voorgeschreven formaliteiten was voor ruil van landeigendommen slechts een vast registratierecht van 40 fr., en in geval van opleg een registratierecht van 6 % verschuldigd. Verder voorzag de wet in kosteloze medewerking van de Openbare Diensten bij opmeting en afpaling, bij het onderzoek betreffende het aanleggen van wegen, afwateringskanalen en andere werken. Deze wet vond uiterst weinig toepassing.
De ruilverkavelingswet 1956 voerde de r. uit kracht van wet in en beoogt het vormen van aaneensluitende onregelmatige kavels met eigen uitweg, die zo dicht mogelijk bij de bedrijfszetel gelegen zijn. De r. kan gepaard gaan met de aanleg en de verbetering van wegen en afwateringen en met grondverbeteringswerken voor drooglegging, bevloeiing, egalisatie, ontginning e.d. Hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek van 3 belanghebbende gebruikers of eigenaars, kan de Min. van Landb. beslissen dat een onderzoek zal worden ingesteld naar het nut van de ruilverkaveling van een blok gronden. Dit onderzoek begint met het opmaken van een kavelplan. waarop al de percelen volgens kadastrale aanduidingen vermeld zijn. Bij het plan wordt een lijst gevoegd van de eigenaars en de gebruikers met de oppervlakten die ze bezitten of in gebruik hebben. Bij dit kavelplan wordt tevens een schema van de uit te voeren werken gevoegd met een raming van de kosten en een aanwijzing van het gedeelte dat ten laste van de eigenaars komt.
Deze stukken worden in de gemeenten, waar de in het plan opgenomen gronden gelegen zijn, gedurende 30 dagen ter inzage gelegd op het gemeentehuis. Belanghebbenden kunnen alsdan bezwaren indienen. Nadat het onderzoek gesloten is, beslist de Minister of er aanleiding is om de algemene vergadering van de eigenaars en gebruikers bijeen te roepen. Over het voorstel wordt afzonderlijk gestemd door eigenaars en gebruikers. Wie niet aan de stemming deelneemt wordt geacht voor te stemmen. Het voorstel is aangenomen, indien het in elk van beide groepen aanvaard wordt door een meerderheid en de voorstanders meer dan de helft van de kastrale oppervlakte der te verkavelen gronden bezitten of in gebruik hebben.
Wanneer een voorstel tot r. aangenomen is, benoemt de Koning een comité bestaande uit 7 leden, waarvan er 3 aangewezen worden door de Koning, 2 door de eigenaars en 2 door de gebruikers. Dit comité beraadslaagt en beslist over alles wat verband houdt met de uitvoering van het plan.
Het wordt bijgestaan door een commissie van advies waarvan de leden door de Min. van Landb. worden benoemd. Het comité gaat dan over tot de classificatie van de gronden en het te verkavelen blok wordt ingedeeld in waardezones met gronden van dezelfde kwaliteit. De uitslagen van de schatting liggen ter inzage op het gemeentehuis. Het comité onderzoekt de ingediende bezwaren. Ingeval van betwisting kan de belanghebbende het comité voor de vrederechter dagvaarden. Vervolgens stelt het comité het plan op van de uit te voeren cultuurtechnische werken. Dit plan moet bij K.B. worden goedgekeurd.
Het comité, bijgestaan door de Commissie van advies, stelt de herverdeling der gronden vast en wijst de nieuwe kavels toe aan de eigenaars en gebruikers. Bij de eigenaars moeten de nieuwe kavels zo worden toegedeeld dat de globale waarde van de hun toegekende percelen zoveel mogelijk gelijk is aan de waarde van de percelen die zij vroeger bezaten. Indien zulks niet mogelijk is, kan een opleg van maximum 5% van de waarde der toegedeelde kavels uitgekeerd worden. Bij de gebruikers worden de kavels op zodanige wijze verdeeld, dat ieder van hen zoveel mogelijk gronden van dezelfde hoedanigheid en van dezelfde oppervlakte terugkrijgt, en dat iedere eigenaar zijn vroegere pachter behoudt. Ten einde zoveel mogelijk rekening te houden met de rechten van eigenaars en gebruikers worden de plannen met de bijbehorende stukken ter inzage gelegd op het gemeentehuis. Het comité onderzoekt eventuele bezwaren en tegen de beslissing van het comité is verhaal mogelijk bij de vrederechter.
De bestuurskosten van het comité, de kosten van de akte van ruilverkaveling, de kosten der hypothecaire formaliteiten en de kosten voor afpaling komen ten laste van de Staat. De Min. van Landb. bepaalt de bijdragen van de Staat in de uitgaven voor de werken van aanleg en verbetering van wegen en afwateringen.
G. DE VADDER.