Indeling van het land in gebruikseenheden. Onder externe v. verstaat men de indeling naar bedrijfsgrootte, ligging van de bedrijven t.o.v. wegen, dorpen, markten, enz.
Interne v. omvat vorm en grootte van de percelen en hun ligging t.o.v. de bedrijfsgebouwen. De eerste heeft betrekking op een gebied, de laatste op slechts 1 bedrijf. De v. weerspiegelt de geschiedenis van het bodemgebruik. de voornaamste invloeden zijn geweest:a. de oorspronkelijke vestiging. Als sprekende vb. kunnen genoemd worden: vestiging rondom het oorspronkelijk gemeenschappelijk gebruikte bouwland: vestiging langs een dijk of weg; verspreide vestiging, vooral in recente tijden, waarbij de boerderijen te midden van het bijbehorende land liggen (droogmakerijen, zeer recent: IJselmeerpolders).
b. De grondoverdracht. Verdeling van gemeenschappelijk bezit (marken!); samenvoeging door aankoop en huwelijk: splitsing van percelen door verkoop en bij vererving. Plaatselijk is hierdoor sterke versnippering ontstaan.
c. Landbouwtechniek en verkeer. Bij iedere nieuwe ontginning is de vorm van de akkers in overeenstemming gekozen met de in zwang zijnde bewerkingsmethoden. Thans vergt de ver doorgevoerde mechanisatie lange, grote percelen.
De huidige v. kan men, afgezien van velerlei geschiedkundige verschillen, onderscheiden in:
1 1) de essen-v. en aanverwante v.: het bouwland ligt in complexen bijeen (es, eng, veld genaamd), de percelen zijn meestal smal en klein, de wegen zijn smal en slecht en bereiken lang niet alle percelen. Ieder bedrijf omvat meestal een matig tot groot aantal percelen. de bedrijfsgebouwen liggen rond het bouwlandeomplex of in een nabijgelegen dorp. In de beekdalen liggen de eveneens sterk versnipperde graslanden.
(2) De streek- of dijkdorpen-v. de bedrijfsgebouwen liggen in een lange rij langs een weg of dijk, de bijbehorende landerijen strekken zich vaak km. ver achter de gebouwen haaks op de weg uit. Door de langgerekte vorm gaat veel land verloren aan perceelsscheidingen en aan karpaden (wegen ontbreken veelal geheel).
(3) Verspreide nederzettingen. De bedrijfsgebouwen staan te midden van het bijbehorende land. In principe ligt al het land bijeen. Vererving, aan- en verkoop hebben echter plaatselijk tot versnippering geleid, terwijl veelal goede wegen ontbreken.
De betekenis van de (interne) v. voor de gebruikswaarde van landbouwgronden is de volgende:
a. Landverlies, vooral in gebieden met kleine percelen, die door sloten gescheiden zijn. Indirect landverlies, ofschoon i.h.a. relatief niet van zeer grote betekenis, langs alle perceelsscheidingen en op de wendakkers, waar de opbrengsten lager zijn dan midden op de percelen.
b. De productiekosten ondergaan niet alleen een verhogende invloed van slechte vorm of geringe grootte van de percelen (tijdrovende bewerking langs de perceelsgrenzen en veelvuldig wenden op korte percelen), doch ook van de versnippering en de afstand tot de bedrijfsgebouwen. De onnutte looptijden van en naar de percelen en tussen de percelen onderling kunnen in slecht verkavelde gebieden een zeer belangrijke post uitmaken.
c. Veelal vormt de invloed van de v. op de opbrengst de belangrijkste factor. Juist doordat een ongunstige ligging t.o.v. de gebouwen of een geringe grootte van de percelen hoge productiekosten met zich brengt, wordt het bodemgebruik in een extensieve richting gedreven. Waar suikerbieten of aardappelen konden worden geteeld, zal men granen aantreffen; waar het land beweid zou kunnen worden, vindt men eenzijdig gebruik als hooiland. Bovendien zullen de opbrengsten van de geteelde gewassen laag zijn door verwaarlozing van het slecht gelegen land. Slecht bereikbare of ver van de boerderij gelegen percelen op de essen, evenals de achterste percelen bij de streekdorpen vertonen in dit opzicht vaak sprekende bewijzen. De gemiddelde verkavelingsomstandigheden in Ned. kunnen met de volgende cijfers worden getypeerd :
kavelgrootte 2,6 ha
perceelsafstand langs wegen van gemiddelde kwaliteit 1100 m
perc. onregelmatig gevormde percelen 40 %
Bij verbetering van dit gemiddelde verkavelingsbeeld kan men ten gevolge van verlaging van de productiekosten en verhoging van de opbrengsten een netto-opbrengstvermeerdering van 10% van de bruto-opbrengst verwachten. In slecht verkavelde gebieden (b.v. gemiddelde kavelgrootte 1 ha, gemiddelde perceelsafstand langs slechte en/of onverharde wegen 2000 m) kan de genoemde opbrengstverhoging 20 à 30% bedragen.
Bij het opstellen van de plannen voor een nieuwe v. (b.v. in de IJselmeerpolders of in ontginningsgebieden) zal men zoveel mogelijk met de genoemde
factoren rekening houden. Lengte en breedte van de percelen kiest men zodanig, dat een evenwicht ontstaat tussen slootverliezen, opbrengstverliezen langs de randen en op de wendakkers en transportkosten op de percelen. De bedrijfsgebouwen vinden reeds een plaats op de bijbehorende landerijen, ieder perceel zal men aan een weg leggen. Verdere overwegingen zijn: korte percelen zullen vele, lange percelen slechts weinige wegen noodzakelijk maken; de perceelslengte moet daar, waar dierlijke trekkracht wordt gebruikt, overeenkomen met de afstand die b.v. bij ploegen zonder rusten kan worden bewerkt; ten slotte houdt de breedte van de percelen in te draineren gebieden nog verband met de toe te passen lengte van de drainreeksen. Heeft men al deze factoren tegen elkaar afgewogen dan komt men dus tot perceelsafmetingen, die in overeenstemming moeten zijn of moeten worden gebracht met de toe te passen bedrijfsgrootten. Wat de externe v. betreft: Waterlopen worden in een dgl. nieuwe v. gericht naar grote verschillen in hoogteligging van het terrein (soms ook naar verschillen in grondsoort) en naar de plaats van de lozingspunten. Voor de inrichting van het wegenstelsel wordt verband gezocht met het wegenstelsel in omliggende gebieden.
Gebreken van een bestaande v. tracht men door ruilverkaveling of anderszins te verbeteren. Hierbij gelden soortgelijke overwegingen als voor het ontwerpen van een nieuwe v. werden vermeld. Men moet in dit geval echter rekening houden met de voornaamste, reeds bestaande wegen en waterlopen en met de ligging van de reeds aanwezige bedrijfsgebouwen. De bestaande bedrijfsgrootten vormen meestal een rem op de uitbouw naar de gewenste grootte van de percelen.
Door verbetering van de v. kan veel worden bereikt. Hiervoor is een nauw omschreven procedure vereist, die men in de Ruilverkavelingswet aantreft.
J. W. DF. ZEEUW.