Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 17-11-2021

Mutatie

betekenis & definitie

Erfelijke aanleg (z. Erfelijkheid), hoewel i.h.a. constant, blijkt niet absoluut onveranderlijk te zijn.

Afgezien van het normale combinatiespel van chromosomen en genen (z. Mendelsplitsing) treden er soms werkelijke veranderingen op, m. genoemd. Kenmerkend voor de m. is i.h.a. dal ze sprongsgewijs geschieden en, tenminste onder normale omstandigheden, zeer zeldzaam zijn, al moet daarbij direct worden opgemerkt, dat dit met zekerheid slechts voor de niet te kleine, goed analyseerbare veranderingen geldt en dat het voor hele kleine m. anders zou kunnen zijn.M. die onder normale omstandigheden optreden worden spontane m. genoemd. Of en in hoeverre daarbij niet tóch temp., radio-activiteit, kosmische straling, enz. een rol spelen, kan niet met zekerheid gezegd worden. Door allerlei middelen (temp., ultraviolet licht, ioniserende straling X-stralen en bestraling met radioactief materiaal ; inwerking van bepaalde z.g. mutagene stoffen) kan het aantal m. sterk verhoogd worden. Worden met een of meer van deze middelen opzettelijk m. opgewekt, dan noemt men deze kunstmatige m. Van zo goed als alle typen (vormen),die als kunstmatige m. optreden, kan gezegd worden, dat ze ook als spontane m. wel eens zijn aangetroffen en omgekeerd. De verhouding, waarin de verschillende mutatietypen optreden is echter bij kunstmatige m. niet dezelfde als bij spontane m. en bij kunstmatige m. is ze ook afhankelijk van het mutagene agens, dat men toepast.

We onderscheiden: (A) M. van het genotype en (B) m. van het plasmotype. Bij (A i onderscheiden wc nog weer 4 gevallen, nl.:

(1) Genoom-m.;

(2) Chromosoom-m.;

(3) Structurele m.;

(4) Gen-m.

(A, 1) Genoom-m. Hiervan wordt gesproken, wanneer het aantal genomen verandert en niet, zoals normaal het geval is 2 bedraagt (diploidië), doch één (haploïde) of (wat vaker voorkomt ; 3 of meer (polyploidie: dus triploïdie, tetraploïde, enz.:. Polyploidie brengt verandering in allerlei eigenschappen mee, soms in gewenste richting, en daarmee heeft de polyploidie-veredeling, die in bepaalde gewassen belangrijk is of kan worden, zijn intrede gedaan. Het meest gebruikte middel voor het kunstmatig veroorzaken van chromosoomverdubbeling, en daarmee tetraploidie, is colchicine. A, 2) Chromosoom-m. Hiervan kan men spreken wanneer de afwijking niet betrekking heeft op het aantal hele genomen, maar op één of enkele aparte chromosomen.

In plaats van disomie voor alle chromosomen is er dan voor het betreffende chromosoom nullo-, mono-, tri- of tetrasomic, enz. Deze chromosoom-m. zijn i.h.a. zonder praktische betekenis.

(A, 3) Structurele m. worden vaak bij de chromosoom-m. ondergebracht; ze (be)treffen echter niet hele chromosomen, maar slechts gedeelten ervan, en wel in deze zin, dat die gedeelten een van de normale structuur afwijkende ligging krijgen: fragmentatie breuk), deficiency (ontbreken van een stuk), duplicatie (verdubbeling), inversie omkering; en translocatie (stuk overgegaan naar een ander chromosoom). Hun praktische betekenis is gering, de theoretische zeer groot.

(A, 4) Gen-m. ten slotte betreffen niet de microscopisch waarneembare structuur der chromosomen, maar het zijn onzichtbare veranderingen van de individuele genen, in verreweg de meeste gevallen de overgang van dominant naar recessief. Het Ancon schaap met zijn korte benen (is een vb. van een spontane recessieve m., eenmaal opgetreden in het eind van de 18e eeuw (Am.) en eenmaal in het begin van de 20e eeuw (Noorwegen). De betekenis van kunstmatige gen-m. voor de praktische veredeling is tot nu toe nog niet groot, al zijn reeds enkele gunstige resultaten verkregen.

Ten slotte een zeer belangrijk punt betreffende de laatste 2 mutatie-typen. Bij de structurele m. treedt bij de breukvlakken vaak een veranderde werking van de daar liggende genen op, positie-effect genoemd, daar de werking van een gen afhankelijk blijkt van zijn relatieve ligging. Een zeer kleine structurele m. nu (b.v. inversie van één chromomeer) is microscopisch niet te herkennen en gedraagt zich ook genetisch volkomen als een gen-m. Omgekeerd blijken genen vaak een samengestelde natuur te bezitten, zodat het begrip complexe genen steeds meer naar voren komt. Scherpe afgrenzing der beide begrippen, structurele m. en gen-m., is niet langer mogelijk en waarschijnlijk zal men op dit moeilijke en nog onoverzichtelijke gebied tot nieuwe begripsvorming (moeten) komen.

B) Voor plasmatische m., z. Plasmatische erfelijkheid. R. PRAKKEN.