Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 21-01-2021

Chromosomen

betekenis & definitie

(lett. = kleurdraden; ook kernlissen of kernstaafjes genoemd) zijn de sterk kleurbare draad- of staafvormige lichaampjes, die het hoofdbestanddeel van iedere ‘celkern uitmaken. I.h.a. geldt, dat ieder organisme of groep van verwante organismen (ras, variëteit, soort) een bepaald, eigen stel c. bezit, constant in het totale aantal en in vorm en grootte van ieder c.

De geslachtscellen bezitten een enkel stel en worden haploid (n) genoemd. Door en kernversmelting bij de bevruchting bezitten de bevruchte eicellen en alle daaruit gevormde lichaamscellen een dubbel Stel, d.i. twee gelijke stellen c., het dubbele of diploide aantal (2n). Bij rogge b.v. is 2n = 14, bij de mens is 2n = 48. Onder iedere ‘kerndeling maken de c. een bepaalde serie vormveranderingen door. Hoewel ze daarbij op sommige stadia moeilijk of niet zichtbaar zijn, is toch wel bewezen, dat ieder c. steeds als een stoffelijke eenheid blijft bestaan. Uit dit alles, en vooral ook uit de volledige overeenstemming tussen het gedrag van de c. bij reductiedeling en bevruchting enerzijds en het gedrag van en erfelijke (menenlende) kenmerken of factoren anderzijds, is afgeleid, dat de c. de belangrijkste dragers van de erfelijke aanleg zijn: chromosoomtheorie van de erfelijkheid. (z. Erfelijkheid, Kerndeling en Reductiedeling).