Gereedschappen, dienende tot kloven of splijten van hout. We onderscheiden:
1. de kloofbijl. In tegenstelling met de gewone, voor het dwars doorkappen van hout bestemde bijlen, die daartoe zo geslepen worden, dat ze een spaander loshakken en uitwerpen, is de taak van de kloofbijl het hout in lengterichting te splijten zonder vezels door te snijden. Daarom zijn ze sterker wigvormig, hebben een kortere snedebreedte en zijn zwaarder dan de hakbijlen, nl. 2500 -3500 g; er bestaan ook kleine kloofbijlen van 1500 à 1750 g. De stelen zijn recht en hebben een lengte van 80 à 85 cm. De achterzijde is gewoonlijk plat, zodat de kloofbijl ook als hamer gebruikt kan worden voor het indrijven van wiggen.
2. De kloofhamer heeft in principe dezelfde bouw als de kloofbijl, alleen is de steel hier in het zwaartepunt bevestigd.
3. Kloofwiggen worden in combinatie met kloofbijl of kloofhamer gebruikt bij moeilijk splijtbare houtsoorten of knoestige stamstukken. Ze kunnen geheel van metaal (ijzer, staal, aluminium) of wel half uit metaal, half uit hout vervaardigd zijn; het hout past in een holte van het metalen wiglichaam. Een ijzeren ring om de bovenkant van het hout moet het splinteren er van verhinderen, wanneer er met de kloofbijl of hamer op geslagen wordt.
4. Kloofbeitel, een kleine, scherpe kloofwig om dunner hout mee te kloven.