Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 17-11-2021

Ijzer

betekenis & definitie

1. chem.) Ijzer, symbool Fe, atoomgewicht 55,85, is het element met rangnummer 26 in het periodiek systeem.

Het komt in de natuur zeer veel voor. Als zuiver metaal wordt het zelden aangetroffen, daarentegen veelvuldig in de vorm van ijzeroxyden en ijzersulfiden. Voorbeelden zijn rnagneetijzersteen, Fe304; haematiet, Fe203, en pyrieten, FeS2. De pyrieten worden eerst geroost, waardoor de zwavel als S02 vrijkomt en tot zwavelzuur verwerkt wordt. In de hoogovens worden ijzeroxyden gereduceerd tot ijzer. De eigenschappen van ijzer zijn zeer afhankelijk van kleine hoeveelheden van andere stoffen als koolstof, silicium, fosfor, zwavel, die door bijzondere werkwijzen verwijderd worden (Bessemer peer).Verbindingen zijn bekend van twee- en driewaardig ijzer, resp. ferro- en ferri-verbindingen (z.a.). In de levende natuur speelt ijzer een zeer belangrijke rol, b.v. in de rode bloedlichaampjes. In de grond komen ijzerverbindingen voor, die bij een hoog gehalte aan de grond een roodbruine kleur geven. IJzeroer is een afzetting van ijzeroxyden, gemengd met andere bestanddelen, in lagen van wisselende dikte in de bodem.

2. (plantk.) z. Sporenelementen.
3. (dierk.) z. Sporenelementen.