Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 17-11-2021

Iris

betekenis & definitie

1. (sierteelt) I. of zwaardlelie is een gesl. dat over de gehele wereld verspreid voorkomt.

Het behoort tot de fam. der Iridaceae met als voornaamste kenmerken 3-delige bloem, opgebouwd uit 2 kransen van 3 bloemdekblaadjes, waarvan de binnenste rechtopstaand en de buitenste teruggeslagen of afstaand, 3 meeldraden en een 3-delige stamper vergroeid tot een onderstandig vruchtbeginsel. I. worden verdeeld in plant-i. en bol-irissen. Plant-irissen bezitten een wortelstok en worden door deling daarvan vermenigvuldigd. Van deze groep komen een groot aantal soorten voor. I.sibirica L., compactgroeiend met smalle bladeren en hemelsblauwe bloemen; voor vochtige standplaatsen, Centr.Eur., N.Az. I.germanica L. hybriden, bekende tuin-i. voor zandige grond, liefst met enig kalkpuin gemengd: Ambassadeur, zachtviolet en brons; Amber, strogeel; Empress of India, violetblauw; Flammenschwert, goudgeel met donkerbruin; Joanna, violet; Lenzschnee, wit, licht lila beschaduwd; Rheintochter, wit en keizerpurper; Rota, karmozijn; Sentac, moerbeirood; Souv. de Mad. Gaudichau, diep purper. I.pumila L. hybriden, lage vormen: Cyanea, donkerblauw; Die Braut, wit: Formosa, violetblauw; Orange Oneen, geel, oranje baard. i.intermedia, bastaarden ontstaan uit de kruising I.germanica x I.pumila: Autumn Queen, wit; Eleanor Roosevelt, violet; Golden Bow, donkergeel; Red Orchid, Bordeaux-rood. I. kaempferi Sieb., Japanse i., in talloze var. met Jap. namen; de bloemen zijn meer plat en de kleuren in vele nuances van lila, karmijnrood, violet, wit, enz.; geschikt voor vochtige grond bij vijvers, beekjes, enz.Bol-irissen, waarvan het onderaardse voortplantingsorgaan een bol is, worden verdeeld in 2 groepen de Xiphium-groep en de Juno-groep, waarvan eerstgenoemde verreweg de belangrijkste is. Tot de Xiphium-groep behoren de Spaanse, Hollandse en Engelse i. I. xiphium is inheems in Spanje, Portugal en Algiers. De Spaanse i. (I.hispanica, syn. I. xiphium) zijn ontstaan uit kruisingen tussen uit Spanje en Portugal in de 16e eeuw ingevoerde spp.. De ontstaanswijze, vooral van de verkregen gele var. is niet recht duidelijk. Zij hebben smalle, geurende bloemen, smalle loofbladeren en slanke stengels. Bloemkleur geel, wit, blauw en brons. Bloeitijd Juni. De Hollandse i. is ontstaan uit kruisingen, voor het eerst in 1892 uitgevoerd tussen I. xiphium praecox, I. lusitanica, Spaanse i. e.a. in Spanje, Portugal en Algiers voorkomende Iris spp.. Dit is verreweg de belangrijkste groep van bol-i. Bloem, loofbladeren en stengel zijn veel forser dan die van de Spaanse i. Bloemkleur blauw, geel, brons of wit met vele variaties in genoemde tinten. Zij lenen zich uitstekend voor forceren en zijn prachtige snijbloemen. Bloeitijd Mei Juni. Enkele belangrijke var. zijn Wedgwood (blauw), White Excelsior (wit), Imperator (blauw) en Yellow Queen (geel). De Engelse i. (l.anglica, syn. I.xiphioides) is inheems in Spanje. Bloem, loofbladeren en bloemstengel zijn fors. De bloemkleur is blauw, wit of violet, geel ontbreekt. Bloeitijd midden Juni. Een andere bol-i. is nog de kleine blauwe, reeds in Mrt bloeiende I.reticulata, afkomstig uit Spanje. Bol-i. groeien uitstekend op zand- en zavelgronden. Voornaamste ziekten: aaltjesziekte (Ditylenclms dipsaci), het grijs (virusziekte), inktvlekkenziekte (*Hyotrosporium adustum), bij I.reticulata het vuur (*Heterosporium gracile), kwade-grond-ziekte (*Sclerotium tuliparum). A. F. VLAG / ]. D. RUYS.

2. (techn.) De soorten I.pallida LAM., bleke lis, I. florentina L., Florentijnse lis en I.germanica F., blauwe lis, zijn voor de pharmaceutische- en parfumindustrie van belang. Deze soorten komen voor in Midden en Z.Eur., Kl.Az. en India. Gebruikt wordt de wortelstok (Rhizoma Iridis, Ned. Ph. Ed. V). Hierin ontwikkelt zich na het oogsten en bij bewaren geleidelijk een viooltjesachtige geur. Deze geur, veroorzaakt door de stof iron, verleent iriswortel haar grote betekenis voor de parfumindustrie.
3. De wetenschappelijke naam voor het regenboogvlies van het oog (z. Zintuigen).

< >