Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 21-01-2021

Alcohol

betekenis & definitie

1. (chem.) A. noemt men elke stof, waarvan de structuur kan worden afgeleid door in water één waterstofatoom door een koolwaterstofrest te vervangen, b.v. CH3.OH, methanol (houtgeest); C6H5.OH, carbol; C27H45.OH, cholesterol.

Onder a. zonder meer verstaat men:

aethyl-alcohol C2H6O, structuurformule C2H5.OH, kleurloze vloeistof, smp. -114o kp. 78.5°, s.g. 0.789; brandbaar, mengbaar met water en aether in alle verhoudingen. Technische bereiding:

vergisting van zetmeelrijk materiaal (b.v. aardappelen, granen, mais), en ook van gehydrolyseerde celslof. Op grote schaal gebruikt als genotmiddel, als oplosmiddel voor matig polaire organische stoffen en als uitgangstof in verschillende industrieën (b.v. voor de bereiding van azijnzuur).

De a. van de handel, welke 4,4% water bevat, kan in absolute a. (100%) worden omgezet door verhitting met ongebluste kalk.

2. (als conserveermiddel). A. in voldoende concentratie voorkomt de ontwikkeling van micro-organismen en kan dus worden toegepast als conserveermiddel. Men kan a. toevoegen aan het te conserveren product (b.v. vruchten op a.) of a. door gisting in het product laten ontstaan (b.v. bier en wijn). Z. Conserveren (algemeen) en bij verschillende producten.