1. Zwembad, als inrichting waar men kan zwemmen; zweminrichting.
Was ik dan zo preuts? Ze mocht toch gaan zwemmen. Dikwijls genoeg moest ik mee naar het zwemdok. Ik haatte weliswaar die broeierige atmosfeer en al die ontklede vrouwen- en mannenlijven, die met kinderlijke perversie stoeiden in het water, LEBEAU 1962, 140.
En ieder van onze kinderen gaat graag naar het zwemdok of het sportplein. Een vermindering voor grote gezinnen zou hier moeten mogelijk zijn, Vrouw en Wereld febr. 1975, p. 9.
Zwemmen in een zwemdok gelegen te midden van dennebossen, Vrouw en Wereld juni 1976, p. 44.
2. Zwembad, in de zin van: grote, vaste bak, bassin, om in te zwemmen; zwembassin.
Om de proef op de som te leveren waren dikke enveloppen met foto’s nodig. Op de achterkant had R. B. zorgvuldig datum en uitleg geschreven. Adelheid is eenentwintig jaar en een meikind zoals Adi. Het zwemdok in de tuin van Jan Van Capellen te Merida, WALSCHAP 1975, 186.
Te huur: Catalaanse pinede - met zwemdok, 2 slaapkamers enz., Centenaar 22/5/1977.
Dilbeek: te huur luxe appartementen met 1 of 2 slpk., zwemdok in het gebouw, privaat tennisplein, video-parlefoon, wassalon, terras, garage, enz., Laatste Nieuws 30/7/1980.