Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

vogelschrik

betekenis & definitie

Vogelverschrikker.

Hij zwerft rond de hoeve, elke dag, als een vogelschrik of als een geklede reiger, een doodversleten, doodmoede man met rijlaarzen en een tweeloop op de schouder, CLAUS 1958, 118.

Hij leek meer een vogelschrik dan een koning: ze hadden hem, ten teken van macht, een verhakkelden purpermantel omgehangen, VERMEYLEN 1962, 29.

< >