In de verb. er vanonder trekken, er vandoor gaan, er tussenuit knijpen, opstappen, vertrekken, vaak met de nuance: heimelijk, stiekem, zonder bericht na te laten.
- Zie ook s.v. trekken.
Wanneer zij de ruiter in de gaten krijgt, trekt zij er met haar buit beleefd van onder. De weg is vrij, TEIRLINCK 1952, 2, 202.
Haar vader heeft er alles door gedraaid; dat was niet moeilijk want de Boheemster was er vanonder getrokken toen hij nog een klein kind was en had al het geld meegenomen dat in huis was, DE PILLECYN 1962, 71.
Ze was fier op haar zoon. Die van haar zuster Helene was ook zoiets. Maar die was dommer geweest. Die was er in zijn dwaasheid vanonder getrokken met iets uit een bar. En dan nog wel naar Kongo. Ze hadden er nooit nog iets over gehoord, PAUWELS 1971, 107.
De gareelmaker die als kerkbaljuw geholpen had, legde zijn lang kruis op zijn schouder ..., en trok er vanonder, misschien omdat hij niet kon velen dat wij met zovelen jong waren en hij reeds met zijn ene voet in het graf stond, DEMEDTS 1976, 112.