Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

troppelen

betekenis & definitie

Van pers. en zaken: een groep vormen; zich verzamelen, samenkomen, te hoop lopen, zich groeperen enz.

Uit alle vensters staken nieuwsgierige koppen, en op de daken zaten ook veel mensen getrappeld, VERMEYLEN 1962, 32.

Tussen bogaarden ... trappelden wijd en zijd de roodbedaakte huisjes, met een beetje rook die uit de schaduw wegrafelde, VERMEYLEN 1961, 82.

Sam.: bijeentroppelen (Samenzweerders trappelen elke avond bijeen in mijn huis, LANGENS 1947, 72);

- samentroppelen (De baldadigaards ... sloegen de kruisbeelden aan stukken, trappelden saam op de binnenkoer en zongen er de Internationale, BRULEZ 1950, 180.

Een tweede rij beneden, vlak tegen de Biesbeek, en de overige woningen, samengetroppeld rond den knok, STREUVELS 1964, 16).

< >