Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

traiteur

betekenis & definitie

Persoon die klaargemaakte warme of koude schotels en gerechten aan huis bezorgt: uitzendkok; - ook in toep. op het bedrijf.

Traiteur J. verzorgt al uw feesten, Annoncenblad 7/1/1977, p. 2.

De Leuvense traiteur, D.D.M., haalde een belangrijke krachttoer uit. De geboren organisator ... speelde het klaar alle aanwezigen naar hartelust te laten eten, Alumni 1978, 4, 17.

Ook o.a.: Gent 12/8/1976, p. 15. Uit een reclamefolder Meise jan. 1977.

Opm.: In de standaardt. zo goed als onbekend (freq. 0), hoewel in een enkel handwdb. opgenomen zonder restrictie.

Sam.: vishandeltraiteur (O.t.n. wegens gezondheidsredenen, prachtige vishandeltraiteur, Annoncenblad 7/1/1977, p. 11);

- traiteursartikel, klaargemaakt gerecht, klaargemaakte schotel (Voedingsspeciaalzaak te Gent o.t.n. wegens gezondheidsredenen, charcuterie-, kaas-, konserven-, wijnen, traiteursartikelen, Gentenaar 12/8/1977).

< >