Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

tegengaan

betekenis & definitie

1. (Iem.) tegemoet gaan: iem. een eindje tegengaan.

2. Van omstandigheden: verkeerd lopen, verkeerd gaan, ongunstig lopen, tegenlopen.

Wij zijn zo gauw geneigd te denken dat wij al het leed van heel de wereld op onze schouders torsen... als het ons even tegengaat, Vrouw en Wereld febr. 1976, p. 45.

Het was een rauwe, mistige druilerige regendag. Ik zat op school. Ik voelde me loom en rot, alles ging me tegen en niets ging me aan, Vrouw en Wereld okt. 1977, p. 33.

3. Onaangenaam zijn, tegenstaan, walgen (van -): dat eten gaat me tegen.

Opm.: In de standaardt. wel in de bet.: trachten te verhinderen, bestrijden.