Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

tas

betekenis & definitie

Kop(je) (om koffie, thee enz. uit te drinken); in kookboeken e.d. ook als maataanduiding; - ook in toep. op een kom (zonder oor). Dat er een blond jongetje naast hem zou komen staan met een tas dampende melk op een schotel, DURNEZ z.j. (± 1958), 85.

Ondertussen water laten koken met wat ajuin, wat laurier en tijm, een tas azijn, peperbolletjes en zout, BOON 1972, 126.

Op het tafeltje staan alleen de witte tas met wat koude koffie, een leeg likeurglaasje, en tussen de twee ligt het mesje waarmee Clemence de aardappelen te schillen zat, CLAES 1976, 10.

4 Piepkuikens - 250 g boter - 4 tassen drooggekookte rijst, Vrouw en Wereld dec. 1976, p. 13.

Nergens zult u gelezen hebben, hoe ze als kind in een weeshuis werd gestopt en daar elke dag honderdtachtig borden, tassen, lepels en vorken had om te wassen, BOON 1977, 107.

Voeg er een halve tas water bij en laat gaarstoven, Vrouw en Wereld febr. 1977, p. 19.

Ralph ... biedt haar een tas thee aan, Teletip 24/1/1978, p. 4.

Een tasje koffie ging snel omhoog als de grondstof steeg, maar daalde niet in prijs, zoals ook het zakje friet niet, toen de prijzen van de grondstoffen daalden, Volksmacht 21/4/1978.

Ook o.a.: WACHTERS 1946, 88. LIA TIMMERMANS 1962, 75. VAN REMOORTERE 1965, 152. Koken ± 1968, 263. PAUWELS 1971, 20. Verminkte sept. 1976.

Sam.: ondertas (zie ald.).