Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

suikerbol

betekenis & definitie

Ter aand. van versch. soorten van snoepgoed: babbelaar, zuurtje, bruidsuiker; vaak in ’t mv. als coll.: snoepgoed, suikergoed. Zotje begreep ook wel dat hij van de smid precies geen caramellen en suikerbollen zou krijgen en hij riep maar ju, ju, ju, WALSCHAP z.j., 20.

Hij ging eens kijken naar de suikerbollen, CLAES 1955, 33.

< >