Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

schutsel

betekenis & definitie

Lichte, gewoonlijk losse of verplaatsbare wand: schut, (be)schot; ook: kamerscherm; - schutting, omheining.

Ik heb mijn plaatsje gekozen op de bovenste rij, heelemaal achteraan, tegen het schutsel dat de barak in twee deelen scheidt, CLAES 1923, 125.

De plannen maakt Houtekiet op eindjes plank. Dit doen de bouwmeesters zeker anders, maar met plankjes werkt men het gemakkelijkst, daar zij handzamer zijn dan papier en met een oogschroef kunnen gehangen worden aan een schutseltje, dat in het midden van de bouwplaat staat in ieders bereik, WALSCHAP 1963, 392.

Het bureel bestond uit een met schutsels afgebakend hoekje van de werkplaats en daar hielp overdag mijn tante om fakturen te maken, PAUWELS 1971, 59.

< >