Beschutting (tegen dreigend gevaar, inz. tegen regen, onweer e.d.).
Geen van beiden hebt gij ogen gehad om de kinderlijke ontreddering te onderscheiden, waarvoor ik schuiling zocht aan moeder’s schoot, TEIRLINCK 1952, 2, 183.
Zij zoeken hier schuiling voor regen en koude, STREUVELS 1962, 127.
Toen gebeurde ’t, dat er onverwacht zulk een geweldige wolkbreuk losbarst, het water zo striemend neerstortte, dat ieder op den loop sloeg en schuiling zoeken moest, STREUVELS 1964, 161.