Harken; gewest, ook: raspen.
De grond was overal bewerkt, het onkruid eruit gehaald; hij was doorsneden en doorploegd, omgespit, verkneed en gereven, en daar lagen de velden nu, heerlijk in verschillende bruinen gevierkant, TIMMERMANS 1966, 237.
Van de toekomst hebben ze geen schrik - hakken en rijven in den hof, Gazet v. Antw. 19/9/1977.
Ook o.a.: VAN HEMELDONCK 1945, 76.
Sam.: binnenrijven (zie ald.).