I. Autocoureur of motorcoureur.
Een tiental Hulthoutse piloten in BVM-cross, Nieuwsblad 30/4/1977.
Titelabonnee Eddy Gijs heeft met zijn NSU-Decor nu ook de «Slalom van Landen» gewonnen waaraan 112 piloten deelnamen, Gazet v. Antw. 5/7/1977.
Opm.: In de standaardt. wel in de bet.: vlieger, vliegtuigbestuurder.
II. Als eerste lid in sam. (in navolging van een achtergevoegd -pilote in het fr.), om aan te geven dat het tweede lid van de sam. het karakter heeft van een proefneming, een experiment, of als model dient: pilootafdeling, proefafdeling, experimentele afdeling (naar fr. atelier-pilote);
- pilootcentrum, experimenteel centrum of modelcentrum (naar fr. centre-pilote);
- pilootgemeente, modelgemeente (naar fr. commune-, ville-pilote) (Het stadje ..., dat na de opdeling van Duitsland ietwat in de verdrukking raakte, is een pilootgemeente inzake stadsvernieuwing, Nu Nog 1977, 123);
- pilootinstallatie, proefinstallatie;
- pilootland, modelland (België blijkt pilootland te zijn voor nog andere landen, Nu Nog 1976, 71);
- pilootrol, baanbrekende rol (Volgens eersteminister Callaghan moeten de VS, Duitsland en Japan een pilootrol spelen. Een verhoogde groei van de ekonomische aktiviteit van deze landen moet de andere landen meetrekken, Gazet v. Antw. 9/5/1977);
- pilootschool, experimenteerschool (naar fr. école-pilote) (In een brief die kinderen op een Brugse lagere school meegekregen hadden, stond te lezen, dat de „basisschool in het kader van de onderwijsvernieuwing als pilootschool uitgekozen werd”, Nu Nog 1977, 123.
Wij zouden dus durven pleiten voor een beperkt aantal „pilootscholen” met sterke pedagogische begeleiding, waarvan de resultaten werkelijk doorgespeeld worden naar de andere scholen, Erfdeel 1979, 542);
- pilootstad, modelstad (Nu Nog 1977, 123).