pikken
pikken - regelmatig werkwoord uitspraak: pik-ken 1. hem raken met een puntig voorwerp ♢ Herwin pikt mij met zijn vork 2. stiekem nemen wat niet van jou is ♢ ik heb een koekje uit de trommel gepi...
Nederlands woordenboek voor onderwijs
pikken - regelmatig werkwoord uitspraak: pik-ken 1. hem raken met een puntig voorwerp ♢ Herwin pikt mij met zijn vork 2. stiekem nemen wat niet van jou is ♢ ik heb een koekje uit de trommel gepi...
Ditte Simons en Hans Heestermans
(met een puntig voorwerp pakken), 1. stelen: Hij leerde ze ... hoe met cape en wijde jas om, makkelijk te pikken viel aan drukke stalletjes en in winkels, QUERIDO 4, 102; 2. (jenever) drinken: Jongins, eintje pikke op de gesondhaad fèn me botboer! SMIS1 39; 3. knikkeren, zie pikkertje: Wat was het toch fijn, dat hij zo goed pikken kon! Pats...
Marc De Coster ©, 1998
pakken, tot zich nemen gezegd van een ontspannende activiteit: een bioscoopjepikken‘naar de bioscoop gaan’; een stadje pikken ‘uitgaan in de stad’ een zonnetje pikken‘in de zon gaan zitten’. In Rotterdam is een Blakiepikken ‘winkelen op de Blaak’. Informele uitdr. Zij hield van hakketakken op d’r naaste bloedverwanten, van winkeltjes kijken en bio...
Prof. dr. P.G.J. van Sterkenburg: Vloeken, een cultuurbepaalde reactie op woede, irritatie en frustratie (SDU, 2001).
In de Middeleeuwen is de verwensing de pikken op je vlais overgeleverd. Een vroeger veel gebruikte en ook nu nog niet vergeten naam voor de duivel, is pikken. Wij kennen nog [i]Heintje Pik. Pikken[/i] is waarschijnlijk het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord van pik dat als zelfstandig naamwoord gebruikt wordt en dus eigenl...
De Oosthoek is een Nederlandse encyclopedie die in verschillende uitvoeringen is verschenen
(pikte, heeft gepikt), 1. (onoverg.) een prik of steek geven met een puntig voorwerp: pas op, die schaar pikt; 2. naaien: die naaister zit de hele dag te –; 3. (overg.) met een puntig voorwerp in iets prikken om het beet te pakken: een aardappel van de schotel –, aan de vork steken; met een haak vasthechten; 4. met de snavel steken: de...
Nederlands woordenboek (7e druk)
I. (pikte, heeft gepikt), 1. (overg.) met pik insmeren, bestrijken: de naden van deze tonnen moeten gepikt worden; 2. (onoverg.) kleven als pik: het vernis is nog niet droog, het pikt nog. II. (pikte, heeft gepikt), 1. een prik of steek geven met een puntig voorwerp: pik je niet in de vingers; — (onoverg.) kind pas op,...
De vreemde woorden, verklarend woordenboek door Fokko Bos.
pikken - (argot), nemen.
Gerelateerde zoekopdrachten