Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

ontmaken

betekenis & definitie

In de verb. zich van iem.. iets ontmaken, zich ontdoen van, (iets) van de hand doen, wegdoen, zich van iets bevrijden enz.

Hij blijft twijfelen, want hij kan zich van het verlangen, zijn broer te bewijzen wat hij kan, niet ontmaken. Zijn plannen zal hij nooit voor goedkeuring aan Omar voorleggen, DE COREL 1949, 44.

Ik moet toegeven dat ik mij al te gemakkelijk van die jongens ontmaakt heb en mijn gesticuleren ... komt mij reeds belachelijk voor, vooral die zigzag, want het is zeer onwaarschijnlijk dat zij mijn bedoeling begrepen hebben, ELSSCHOT 1960, 695.

Ze hadden me dat jong aan het been gesmeerd, en ontzetting greep me aan omdat het niet meer mogelijk zou zijn, mij op een fatsoenlijke wijze ervan te ontmaken, BOON 1961, 34.

Dat de kolonel en nog anderen reeds talrijke bloedige samenzweringen hadden op touw gezet om zich voorgoed van de gehate mormels te ontmaken, BERKHOF 1962, 27.

De dochter ... wier voornaamste taak erin bestond ons naar de trap te loodsen en te vragen ons van de schoenen te willen ontmaken, BOON z.j., 89.

Hij peist: ik ga er mij van ontmaken (t.w. van smokkelwaar). ... , ik wil de naam niet van te wallebakken en de mensen af te zetten, en als het is gelijk ze zeggen, dan wil ik niks doen tegen mijn land, WALSCHAP 1976, 133.

Dit was het teken voor Jos Jacobs om zich te ontmaken van Vrijders, dit om met een voorsprong van één minuut te kunnen winnen, Gazet v. Antw. 4/7/1977.

< >