(Iets onaangenaams) doorstaan, verduren, uitstaan.
En vergeet het niet: randboomen, die den stoot van den wind opvangen en al de stormen onderstaan, zijn de sterkste, de taaiste! VAN HEMELDONCK 1945, 64.
Ik heb veel te onlangs allerlei duivelse kwellingen moeten onderstaan, dat ge mij nu niet opnieuw het kille zweet moet doen uitbreken, BOON 1975, 169.