Met een pers. als ond.: niet slagen (in wat men onderneemt), zakken (voor een examen).
- Zie ook s.v. (ge)lukken.
Donderdag ... besloten ze gezamenlijk een partijtje te zwemmen. De 21-jarige F. ... raakte in moeilijkheden. Zijn makkers trachtten hem bij te springen en hem te reddgn maar mislukten, Gazet v. Antw. 8/7/1977.
Bij een tweede mislukken voor het praktijkexamen, mag de betrokkene een verzoek richten tot het kollege van examenkommissarissen, Touring 12/2/1978, p. 1.
Opm.: In de standaardt. wel: (van zaken) verkeerd uitvallen; (van pers.) niet worden wat iem. worden moest: zijn zoon is mislukt, een mislukt genie enz.
