Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

mekaniek (mechaniek)

betekenis & definitie

I. Als znw.

1. Mechanica.

In de tijd van mijn vader kon dit nog allemaal, want toen wist men niet beter. De techniek en de mechaniek was nog niet zover gevorderd, Rupelgalm 2/12/1976.

Façonneur - Met begrip van mekaniek en organisatie. - Op de hoogte zijn van zetterij en drukkerij, Reklaamblad 26/1/1977.

2. Mechanisme; - soms bep.: machine.

Fiat-Agentschap. Alle herstellingen - Carrosserie en mekaniek, Feestprogramma Rumstse Volksfeesten 1976, p. 44.

Uw koncessiehouder kan het weten, hoe robuust ’n Fiat is. Hij geeft u dan ook zonder aarzelen 3 jaar ... waarborg op mekaniek, motor, versnellingsbak en brug, Gazet v. Antw. 19/9/1977.

Zij ontdekten ... totaal verkeerd te zijn gelopen met hun wereld van mekanieken en robotten, en iets zeer belangrijks in hun nieuwe wereld te zijn vergeten: de natuur, de schoonheid, de poëzie, BOON 1977, 94.

II. Als bnw.

Mechanisch; soms bep.: machinaal. Mekaniek werkhuis. Deuren - trappen - trapleuningen. Metalen- en aluminium ramen. Borstweringen en sierwerken, Annoncenblad 7/1/1977, p. 22.

Mekanieke schrijnwerkerij ... . Algemene aanneming van alle schrijnwerkerij, Annoncenblad 21/1/1977, p. 18.

Opm.: In de standaardt. uitsl. als znw., in de bet.: samenstel van delen waardoor iets in werking wordt gebracht, vooral in toep. als: het mekaniekje van die pop, van dat speelgoed enz.; in andere toep. zo goed als volledig verdrongen door mechanisme. Vgl. ook de frequentiegegevens: mekaniek (freq. 0) tgov. mechanisme (freq. 11)..

< >