Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

mandataris

betekenis & definitie

In de pol.: lid van een vertegenwoordigende vergadering (van gemeente, provincie of land); pers. die een politiek mandaat heeft verkregen door zijn verkiezing; (gekozen) afgevaardigde, volksvertegenwoordiger.

De vrouwelijke gemeenteraadsleden mogen niet het slachtoffer worden van de fusies. Door de schaalvergroting wordt het aantal mandatarissen ingekrompen, maar de vrouwelijke raadsleden mogen niet in de eerste plaats aan de deur gezet worden, Vrouw en Wereld juni 1976, p. z8.

De fusies zijn voor velen een pijnlijke operatie. Mandatarissen verliezen hun posten, financiële zaken moeten uit de doeken worden gedaan, enz., Volksmacht 22/10/1976, p. 18.

Het programma richt zich vooral tot leidinggevende ambtenaren en tot de plaatselijke politieke mandatarissen, Volksmacht 11/2/1977, p. 12.

Ze betuigen hun solidariteit met de Brusselse Vlamingen en met de Vlamingen uit de zes faciliteitengemeenten en met de aktie gevoerd door hun mandatarissen, Gazet v. Antw. 27/6/1977.

De ALE is een van de zes Luikse interkommunales die de fierheid van de plaatselijke BSP uitmaken. Zij leveren de socialistische mandatarissen voorzittersen beheerdersposten op, Gentenaar 9/5/1977.

Deze overnametendens was ... voorbereid in de periode 1970-1971 (grondwetsherziening) door talrijke gezamenlijke manifesten en betogingen, waaraan mandatarissen van allerlei richting - met inbegrip van burgemeesters en schepenen van Vlaamse gemeenten - deelnamen, Erfdeel 1978, 381.

Opm.: In de standaardt. uitstl. in de bet.: ge(vol)machtigde, lasthebber, en: beheerder van een mandaatgebied.

Sam.: gemeentemandataris, gemeenteraadslid (Daarvoor is er een voortdurend kontakt nodig tussen de gemeentemandatarissen en de gemeentenaren,

Vrouw en Wereld juni 1976, p. 8. Limburg 31/8/1976. Volksmacht 22/10/1976, p. 18).

< >