(Iem.) bedriegen, beduvelen, bedonderen; - ook intrans.: kletspraat, onzin vertellen.
Goede menschen, die gekuld en uitgeperst worden!
... Dat heb ik vandaag zelf moeten ondervinden. Hij is een hartevreter! WACHTERS 1946, 137.
De Staat heeft ons, Vlaamse mensen, sinds ’t jaar dertig zo gekuld dat de doom uit onze ogen zou komen. Maar enfin, de toestand is nu eenmaal zo. Vlaanderen is de meid in het huishouden, BRULEZ 1950, 110.