Hoofddeksel (voor vrouwen) met een afhangend deel tot op de schouders: kap(je); soms bep.: hoofddoek, sjaal.
De blanke kapelien, met hermelijn bezet, verhoogt de kleurdiepte van haar golvende bruine haren, TEIRLINCK 1952, 2, 231.
De kinders moesten nieuwe kleren hebben, schoenen, ene muts, een halsdoek ... . De meisjes ... kregen een schoon kapelientje, ene voorschoot en nog andere tierelantijntjes op den koop toe, STREUVELS 1962, 44.
Ze droeg een sajetten kappelin met groene glazen perels in ... , een rode wollen sjaal met groene ruiten rond het lijf, en aan den hals een vos konijnepelsken, TIMMERMANS 1966, 193.