Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

inplanten

betekenis & definitie

1. (Een gebouw, een woning) opstellen, plaatsen, m.n. in toep. op de ligging ervan ten opzichte van de omgeving.

De stedebouwkundige reglementering zou bouwaanvragen moeten weigeren voor woningen die slecht ingeplant en slecht georiënteerd zijn, Vrouw en Wereld sept. 1975, p. 45.

2. M. betr. t. bedrijven, instellingen enz.: vestigen, oprichten; (over)plaatsen; overbrengen; ergens nieuwe bedrijven inplanten.

Men zal zich moeten uitspreken over de princiepskwestie of de pluralistische school, daar waar ze ingeplant is, de vrije keuze der gezinnen verzekert, Standaard 11/4/1974.

Afl.: inplanting, vestiging, oprichting (van bedrijven enz.); (bouwk.) plaatsing, (plaats)opstelling (van een gebouw ten opzichte van de omgeving) (Ministerkomitee onderzoekt inplanting van zuiveringsstations, Gazet v. Antw. 11/7/197).

Ons 15 jaar oude plan botste destijds met het goedgekeurde gewestplan. Dit voorzag wel transitparkings, maar het bleek dat de inplanting niet afgestemd was op de structuur van ons net, Laatste Nieuws 30/7/1980).

< >