Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

herbeginnen

betekenis & definitie

(Iets) opnieuw beginnen; (een handeling) overdoen; (huiswerk) overmaken; van lessen: hervat worden.

Toen ook de paarden waren verkocht kon Koene het hospitaal verlaten. En het lieve leven herbegon: hij was opnieuw directeur en paardenknecht, v. D. VELDE 1964, 81.

Jongens, als ik nog eens herbeginnen kon, dan dan... dan ging ik in het klooster, Vrouw en Wereld maart 1974, p. 20.

Ik verkies voor ons gezin dat de lessen herbeginnen na de zevende vakantieweek, Vrouw en Wereld juni 1976, p. 25.

‘Nee nee!’ riep de fotograaf, ‘u kijkt de verkeerde kant uit!’ Ik had te kijken alsof er iemand niet door de deur maar door het raam kwam binnenstappen. ‘Herbeginnen!’ zei hij, BOON 1977, 50.

Als ik mocht herbeginnen, zegt hij, dan zou ik de hele kokschool doorlopen, Gentenaar 13/4/1977. Onmiddellijk na uw tussenkomst hoort u dan de juiste repliek zoals u die had moeten formuleren aan u om dan te vergelijken en, zo nodig, te herbeginnen, Vrouw en Wereld okt. 1977, p. 44.

Ook o.a.: BOSSCHAERTS 1954, 50. DURNEZ z.j. (± 1958), 30. CLAES 1960, 13. VAN HECKE 1966, 18. PAUWELS 1971, 89.

Opm.: In de standaarde, althans in de schrijft., niet volledig onbekend (freq. 2).