Raadzaam, geraden, gunstig, gewenst.
Hij (vertrouwde) onze moeder een kist met boeken toe, en zegde haar: „Let er goed op; het is niet geraadzaam dat de kinderen er in zien”, LIA TIMMERMANS 1962, 23.
Ze oordeelde het geraadzaam maar te zwijgen, BERKHOF 1962, 132.
Alhoewel de vrouwelijke helpster slechts moet aansluiten vanaf het ogenblik dat zij een loon ontvangt, is het geraadzaam ook haar vanaf 20 jaar in regel te stellen met de sociale verzekering, Vrouw en Wereld juni 1976, p. 34.