Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

geplogenheid

betekenis & definitie

Gewoonte, gebruik.

Hun vragen naar het waarom van gepaalde geplogenheden zijn voor de ouders een gelegenheid om hun eigen leven eens onder een vergrootglas te bekijken, Vrouw en Wereld maart 1976, p. 5.

Toch hield hij er aan, dat ook daar in het rusthuis de wetten en geplogenheden in eer werden gehouden. Hij zag niet graag dat men er de rozenperken plunderde, of dat men zomaar over het grasveld liep, BOON 1977, 169.

Alle geplogenheden en tradities van de „gevestigde studentenclubs” worden overgenomen, Alumni 1977, 4, 24.

Naar aloude geplogendheden hield de Sint-Jorisgilde van Wuustwezel haar koningsschieting, Nieuwsblad 29/6/1977.

Ook o.a.: TEIRLINCK 1952, 2, 185. LEBEAU 1962, 116. STREUVELS 1964, 197.

Sam.: huwelijksgeplogenheden (Zij ging bij haar moeder die haar een lange uiteenzetting hield over al de onwaarheden die in de laatste maanden waren uitgestrooid en haar behendig uitvroeg over een eventuele verzwakking in de huwelijksgeplogenheden van mijnheer Urbain, DE PILLECYN 1962, 212).

< >