I. Als vz.
In tijdsbep.: na verloop van, niet eerder dan; over.
De partij zal haar volle actie pas binnen een paar weken kunnen ontplooien, Schrijft. 1966, 98.
Ik bedoel, iemand die... iets maakt dat ons aangrijpt en niet meer loslaat. Iets dat binnen vijftig jaar nog zal bestaan, bedoel ik, BOON 1977, 40.
II. Als bijw.
In de verb. binnen zijn, zijn (militaire) dienstplicht vervullen, in, onder dienst zijn, soldaat zijn; ook: binnen moeten.
Een heer zei me onlangs dat zijn zoon binnen was, GALLE 1967, 17.
III. Binnen in sam.: binnendoen, (de oogst) binnenhalen, inhalen, binnenbrengen; binnengaan, (van dienstplichtigen) in dienst gaan, opkomen; binnengeven, inleveren, inzenden (Mech. 25/5/1978); binnenlappen, (eten of drank) naar binnen slaan, opeten, opdrinken (In een handzwaai is de jenever binnengelapt, TEIRLINCK 1952, 1, 12); binnenroepen, (soldaten) onder de wapens roepen, oproepen; binnenslaan, (eten) naar binnen spelen of slaan, opeten; binnensmeren, (eten) naar binnen spelen, opeten (BOON 1972, 103); binnenspelen, (eten) naar binnen spelen, opeten (TEIRLINCK 1952, 2, 207); binnenzenden, (een tekst e.d.) insturen, inzenden (Limburg 31/8/1976).