Beschuldiging, aanklacht; - iem. in betichting stellen, iem. beschuldigen.
Deze zaak komt nog wel eens te berde, waarbij ik het bewijs der valsheid van hoger genoemde betichting bewijzen zal, BROUNS 1951, 58.
Openbare aanklager V. d. S. vond de waslijst betichtingen voldoende om een strenge straf te vorderen, Gazet v. Antw. 4/5/1977.
De 25-jarige T., die vastzit op betichting van moord, en de 18-jarige V. vroegen een ladder om een voetbal te pakken die achter een muur was beland, Gentenaar 17/6/1977.
De betichtingen ten laste van D. B. zijn niet te tellen. Hij bracht slagen toe aan zijn broer R. en beschadigde ook de auto’s van zijn broers, Gazet v. Antw. 1/7/I977.
G. J. zelf moet zich wegens liefst zes betichtingen verantwoorden: moordpoging en nadien moord op zijn vrouw, enz., Gazet v. Antw. 10/7/1977.
Tot nog toe werden dertien personen in betichting gesteld, sommigen van valsheid in geschrifte, anderen van omkoperij, Laatste Nieuws 10/7/1980.
Sam.: inbetichtingstelling (w.g.) (Heden morgen werd me door substituut D. mijn inbetichting stelling betekend: drie bladzijden vol, BROUNS 1951, 92.