(Iem.) aankijken.
De Vlamingen die de lezing van S. V. hoorden, bekeken elkaar en zeiden: «Precies de stem van Eva», BONI 1948, 287.
Zij dwaalde weer met haar gedachten weg. Hein en Hilde bekeken elkaar. Zij zagen dit de jongste dagen geregeld bij moeder, DURNEZ z.j. (± 1958), 71.